Les 4.2 Oplosbaarheid van zouten

Les 4.1 Formules en naamgeving van zouten
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 4.1 Formules en naamgeving van zouten

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Nakijken opdracht 4 en 9 (vanaf blz 20)
  • 4.2 Oplosbaarheid van zouten
  • Maken opgaven

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4 en 9 
(vanaf blz 20)

4a en 4e niet maken, al gemaakt.


Slide 3 - Tekstslide

4
  • a) Dit is een zout met de naam:
  • Stap 1: ionformules Hg2+ en Br
  • Stap 2: ionnamen kwik(II) en bromide
  • Stap 3: naam zout kwik(II)bromide
  • b) Dit is de moleculaire stof diwaterstofmonosulfide.
  • c) Dit is de moleculaire stof koolstofmono-oxide.
  • d) Dit is het metaal chroom.

Slide 4 - Tekstslide

4
  • e) Dit is een zout met de naam: Stap 1: ionformules K+ en PO43−
  • Stap 2: ionnamen kalium en fosfaat
  • Stap 3: naam zout kaliumfosfaat
  • f) Dit is de moleculaire stof seleentetrachloride.
  • g)Dit is een zout met de naam:
  • Stap 1: ionformules Ca2+ en OH
  • Stap 2: ionnamen calcium en hydroxide
  • Stap 3: naam zout calciumhydroxide

Slide 5 - Tekstslide

4
  • h) Dit is een zout met de naam:
  • Stap 1: ionformules NH4+ en NO3
  • Stap 2: ionnamen ammonium en nitraat
  • Stap 3: naam zout ammoniumnitraat
  • i) Dit is het metaal kobalt.

Slide 6 - Tekstslide

9
  • a) Fe(s) is een metaal. De bindingen die worden verbroken, zijn dus metaalbindingen. O2(g) is een gasvormige moleculaire stof. In deze stof zijn dus alleen atoombindingen aanwezig. Deze worden verbroken. Fe2O3(s) is een zout. De bindingen die worden gevormd, zijn dus ionbindingen.
  • b) Stap 1: ionformules Fe3+ en O2−
  • Stap 2: ionnamen ijzer(III) en oxide
  • Stap 3: naam zout ijzer(III)oxide

Slide 7 - Tekstslide

9
  • c) Op geoxideerde contactpunten zijn zouten aanwezig. Zouten geleiden geen stroom in de vaste fase. Hierdoor kan de elektrische energie van de batterij niet meer worden overgedragen aan het apparaat.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 4.2 Oplosbaarheid van zouten
  • Je kunt beschrijven welke typen bindingen worden verbroken en gevormd bij het oplossen van zouten in water, en het oplossen in een vergelijking weergeven.
  • Je kunt de praktische toepassing van een zout in verband brengen met de oplosbaarheid van dat zout.

Slide 9 - Tekstslide

Oplossen en indampen
Oplossen van zouten
  • Zouten vallen bij het oplossen in water uiteen in losse ionen.
  • Ionrooster wordt afgebroken; ionbindingen verbroken.
  • Watermoleculen vormen bindingen met ionen door δ⁺ (H) en δ⁻ (O).
Hydratatie
  • Ionen worden omringd door watermoleculen en zijn gehydrateerd.
  • In gehydrateerde toestand kunnen ionen vrij bewegen → zoutoplossing geleidt elektrische stroom.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Oplossen vs indampen
Oplosvergelijking van calciumnitraat Ca(NO3)2.
  • Ca(NO3)2 (s) --> Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)
  • Let op: een moleculaire stof valt niet uit elkaar bij oplossen! bijvoorbeeld C2H2O4 (s) --> C2H2O4 (aq)

Indampvergelijking van calciumnitraatoplossing Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)
  • Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq) --> Ca(NO3)2 (s)


Slide 12 - Tekstslide

Oplossen vs indampen
Oplosvergelijking van calciumnitraat Ca(NO3)2.
  • Ca(NO3)2 (s) --> Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)
  • Let op: een moleculaire stof valt niet uit elkaar bij oplossen! bijvoorbeeld C2H2O4 (s) --> C2H2O4 (aq)

Indampvergelijking van calciumnitraatoplossing Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)
  • Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq) --> Ca(NO3)2 (s)


Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Geef de oplosvergelijking van calciumchloride.
  • CaCl2(s) → Ca2+(aq) + 2 Cl(aq)

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Maak een schematische tekening van een oplossing van calciumchloride, CaCl2, op microniveau.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Maak een schematische tekening van een oplossing van calciumchloride, CaCl2, op microniveau.


Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Een oplossing van ammoniumfosfaat wordt ingedampt.
Geef de vergelijking van dit proces.
  • 3 NH4+(aq) + PO43−(aq) → (NH4)3PO4(s)

Slide 17 - Tekstslide

Kleuren
Vaste zouten:
  • Wit, tenzij anders aangegeven in Binas tabel 65B.
  • Voorbeeld: Kopersulfaat (CuSO₄) is wit, lood(II)jodide (PbI₂) is geel.
Oplossingen:
  • Kleurloos, tenzij gehydrateerde ionen in Binas tabel 65B staan.
  • Voorbeeld: Cu²⁺(aq) geeft een blauwe oplossing.

Slide 18 - Tekstslide

Indampen kopersulfaat macro en micro

Slide 19 - Tekstslide

Oplosbaarheidsregels
Binas tabel 45A geeft oplosgedrag:
  • g = goed oplosbaar
  • m = matig oplosbaar 
  • s = slecht oplosbaar 
  • r = reageert.
Voorbeelden:
  • Natriumchloride (NaCl): goed oplosbaar.
  • Calciumcarbonaat (CaCO₃): slecht oplosbaar (7 mg/L).
  • Goed oplosbare ionen: Na⁺, K⁺, NH₄⁺, NO₃⁻.




Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Praktische toepassingen zouten
Kunstmest:
  • Goed oplosbare zouten zoals natrium- of kaliumfosfaat.
  • Planten nemen fosfaat (PO₄³⁻) gemakkelijk op.
Bouwmaterialen:
  • Zouten zoals gips en beton moeten slecht oplosbaar zijn.
  • Triviale namen






Slide 22 - Tekstslide

Praktische toepassingen zouten
Veelgebruikte zouten hebben triviale namen (zie tabel 1 en Binas tabel 66A).




Slide 23 - Tekstslide

Maken: 3 t/m 9 (vanaf blz 30)

Slide 24 - Tekstslide

3
  • a) Lost op in water. In Binas tabel 45A staat bij de combinatie Na+ en Breen g.
  • b) Lost niet op in water, want broommoleculen bevatten geen groepen die waterstofbruggen met watermoleculen kunnen vormen.
  • c) Lost niet op in water. In Binas tabel 45A staat bij de combinatie Pb2+ en I een s.

Slide 25 - Tekstslide

3
  • d) Lost op in water, want ethanolmoleculen hebben –OH-groepen waarmee ze H-bruggen kunnen vormen met watermoleculen.
  • e) Lost niet op in water. Metalen kunnen niet oplossen in water.
  • f) Lost op in water. In Binas tabel 45A staat bij de combinatie Al3+ en SO42− een g.






Slide 26 - Tekstslide

4
  • a) KF (s) → K(aq) + F− (aq)
  • b) Na2S (s) → 2 Na+  (aq) + S2− (aq)
  • c) NH3 (g) → NH3 (aq) (moleculaire stof!)
  • d) Al2(SO4)3(s) → 2 Al3+(aq) + 3 SO42−(aq)






Slide 27 - Tekstslide

5
  • a) 2 K+ (aq) + CO32− (aq) → K2CO3 (s)
  • b) Cu2+ (aq) + 2 Cl (aq) → CuCl2 (s)
  • c) C6H12O6(aq) → C6H12O6(s)  (moleculaire stof!)
  • d) 3 Na+ (aq) + PO43−(aq) → Na3PO4(s)






Slide 28 - Tekstslide

6
  • a) Kalium- en natriumzouten zijn altijd goed oplosbaar in water. Pigmenten zijn niet oplosbaar in het oplosmiddel (water). In waterverf kunnen deze zouten dus geen pigmenten zijn.
  • b) De stof moet wateroplosbaar zijn. De moleculen moeten dan waterstofbrugvormende groepen hebben, zoals een –OH-groep of een –NH2-groep.






Slide 29 - Tekstslide

6
  • c) Een verf gemaakt met pigment is in feite een suspensie: het pigment lost namelijk niet op in het oplosmiddel. Dit geeft altijd een troebel resultaat en is dus dekkend. Een verf gemaakt met een kleurstof is een oplossing en oplossingen zijn altijd helder. Dit maakt het resultaat transparant.






Slide 30 - Tekstslide

7
  • a) Een oplossing is helder. De aanwezige nikkelionen geven de oplossing een groene kleur (Binas tabel 65B). Een oplossing van nikkelchloride zal dus vloeibaar, helder en groen zijn.
  • b) Een oplossing is helder. De aanwezige natrium- en nitraationen staan niet in Binas tabel 65B. Je mag er dus van uitgaan dat de ionen de oplossing geen kleur geven. Een oplossing van natriumnitraat zal dus vloeibaar, helder en kleurloos zijn.






Slide 31 - Tekstslide

7
  • c) Koperoxide lost niet op. De suspensie is troebel. De kleur van vast koperoxide is zwart (Binas tabel 65B). Een suspensie van koperoxide is dus vloeibaar, troebel en zwart.
  • d) Magnesiumfosfaat lost niet op. De suspensie is troebel. De kleur van vast magnesiumfosfaat staat niet in Binas tabel 65B. Je mag er dus van uitgaan dat de stof wit is. Een suspensie van magnesiumfosfaat is dus vloeibaar, troebel en wit.






Slide 32 - Tekstslide

8a

Slide 33 - Tekstslide

8a

Slide 34 - Tekstslide

8b

Slide 35 - Tekstslide

8b

Slide 36 - Tekstslide

8c

Slide 37 - Tekstslide

8c

Slide 38 - Tekstslide

9
  • a) I(aq) + I (aq) → I3 (aq)
  • b) Joodmoleculen kunnen geen waterstofbruggen vormen met watermoleculen, want ze bevatten geen –OH-groepen of –NH-groepen en daardoor lost jood slecht op.






Slide 39 - Tekstslide

9
  • c) Jodiumtinctuur bevat naast joodmoleculen, watermoleculen en ethanolmoleculen ook opgelost natriumjodide en I3 -ionen. Het opgeloste natriumjodide zorgt voor gehydrateerde vrije natrium- en jodide-ionen naast de aanwezige gehydrateerde I3 -ionen. Ionen die vrij kunnen bewegen, kunnen voor stroomgeleiding zorgen. Daarom kan jodiumtinctuur dus stroom geleiden.






Slide 40 - Tekstslide

9d

Slide 41 - Tekstslide

9d

Slide 42 - Tekstslide