In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
Slide 2 - Tekstslide
Der Vater kauft der Mutter einen Koffer.
Er is een nieuw zinsonderdeel bijgekomen (der Mutter)
In het Nederlands heet dit een meewerkend voorwerp.
In Nederlandse zinnen herken je het meewerkend voorwerp aan het feit dat je er de voorzetsels aan of voor voor kunt zetten.
Slide 3 - Tekstslide
Voorbeeld
Mijn vader schrijft de directeur een brief.
Je kunt ook zeggen:
Mijn vader schrijft aan de directeur een brief.
Slide 4 - Tekstslide
Let op !!!!
In Duitse zinnen staat er geenvoor of aan voor het meewerkend voorwerp in de zin.
Slide 5 - Tekstslide
Belangrijk !!!
In de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord in het meervoud een extra -n op het eind, behalve als het woord in het meervoud al op een- n of een -s eindigt.
Voorbeeld:
Ich schreibe meinen Freundeneine E-Mail.
Ich schicke meinen Eltern eine Karte.
Slide 6 - Tekstslide
Naamvallen schema met zelfstandig naamwoord:
der-Gruppe:
m v o mv
1e der Mann die Frau das Kind die Freunde
3e dem Mann der Frau dem Kind den Freunden
4e den Mann die Frau das Kind die Freunde
Slide 7 - Tekstslide
Naamvallen schema met zelfstandig naamwoord:
ein-Gruppe:
m v o mv
1e ein Mann eine Frau ein Kind keine Freunde
3e einem Mann einer Frau einem Kind keinen Freunden
4e einen Mann eine Frau ein Kind keine Freunde
Slide 8 - Tekstslide
Nu ga je aan de slag met een paar oefenzinnen.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?
Der Ober bringt der Frau einen Kaffee.
A
der Ober
B
der Frau
C
einen Kaffee
Slide 10 - Quizvraag
Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?
Der Vater erzählt einem Freund einen Witz.
A
der Vater
B
einen Witz
C
einem Freund
Slide 11 - Quizvraag
Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?
Hast du den Nachbarn einen Brief geschickt?
A
du
B
einen Brief
C
den Nachbarn
Slide 12 - Quizvraag
In de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord een extra -n als...
A
het meervoud is
B
het mannelijk is
C
het onzijdig is
D
het vrouwelijk is
Slide 13 - Quizvraag
Ich schicke .......... Großeltern (mv) eine Karte.
A
die
B
der
C
den
D
das
Slide 14 - Quizvraag
Der Junge bringt .......... (de) Vater die Zeitung.
A
der
B
die
C
den
D
dem
Slide 15 - Quizvraag
Der Mann hat ....... (een) Kind ein Spiel geschenkt.
A
einem
B
ein
C
einen
D
einer
Slide 16 - Quizvraag
Die Lehrerin erzählt ......(de) Schüler.... eine tolle Geschichte.