L'adjectif possessif - singulier (bezittelijk vnw - enkelvoud)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

bezittelijke voornaamwoorden
Nederlands

un/le frère

mon frère = mijn broer

ton frère = jouw broer

son frère = zijn/haar broer

une/la soeur

ma soeur= mijn zus

ta soeur= jouw zus

sa soeur= zijn/haar zus

des/les parents

mes parents= mijn ouders

tes parents= jouw ouders

ses parents= zijn/haar ouders

L'adjectif possessif: bezittelijk vnw

* mannelijk woord: (un/le frère)

mon - mijn     ton - jouw     son - zijn/haar

* vrouwelijk woord: (une/la soeur)

ma - mijn     ta - jouw     sa - zijn/haar

* meervoud: (des/les parents)

mes - mijn     tes - jouw     ses - zijn/haar

Voilà, (mijn) père.

1. mon
2. ma
3. ton
4. son

(Jouw) famille est grande!

1. ma
2. sa
3. ta
4. tes

(mijn) copine s'appelle Sarah.

(zijn) oncle est gentil.

(haar) oncle est gentil.

ATTENTION!

* mijn vriendin -> ma amie -> mon amie (klinkerbotsing)

* jouw school -> ta école -> ton école (klinkerbotsing)

* zijn / haar verhaal -> sa histoire -> son histoire (stomme 'h')

C'est (mijn) auto (v).

1. ma
2. mon
3. ta
4. ton

Quelle est (jouw) adresse (v)?