L'adjectif possessif - klas 2

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

bezittelijke voornaamwoorden
Nederlands

Slide 2 - Woordweb

un/le frère

mon frère = mijn broer

ton frère = jouw broer

son frère = zijn/haar broer

Slide 3 - Tekstslide

une/la soeur

ma soeur= mijn zus

ta soeur= jouw zus

sa soeur= zijn/haar zus

Slide 4 - Tekstslide

des/les parents

mes parents= mijn ouders

tes parents= jouw ouders

ses parents= zijn/haar ouders

Slide 5 - Tekstslide

L'adjectif possessif: bezittelijk vnw
* mannelijk woord: (un/le frère)
mon - mijn     ton - jouw     son - zijn/haar

* vrouwelijk woord: (une/la soeur)
ma - mijn     ta - jouw     sa - zijn/haar

* meervoud: (des/les parents)
mes - mijn     tes - jouw     ses - zijn/haar

Slide 6 - Tekstslide

Voilà (mijn) chien.
A
mon
B
ma
C
ton
D
son

Slide 7 - Quizvraag

(Jouw) photo est jolie!
A
ma
B
sa
C
ta
D
tes

Slide 8 - Quizvraag

(Mijn) fils s'appelle Bram.
A
Son
B
Sa
C
Mon
D
Ton

Slide 9 - Quizvraag

(Jouw) chien (m) est formidable!
A
Mon
B
Ma
C
Mes
D
Ton

Slide 10 - Quizvraag

(Haar) grand-mère (v) est divorcée.
A
Sa
B
Son
C
Ses
D
Ta

Slide 11 - Quizvraag

(Haar) cousin est divorcé aussi.
A
Sa
B
Son
C
Ses
D
Mon

Slide 12 - Quizvraag

(Haar) grand-parents (mv) sont divorcés.
A
Son
B
Sa
C
Ses
D
Tes

Slide 13 - Quizvraag

(Jouw) voisins sont mariés.
A
Ton
B
Tes
C
Ta
D
Ses

Slide 14 - Quizvraag

(mijn) copine s'appelle Sarah.

Slide 15 - Open vraag

(zijn) oncle (m) est gentil.

Slide 16 - Open vraag

(haar) oncle est gentil.

Slide 17 - Open vraag

ATTENTION!
* mijn vriendin -> ma amie -> mon amie (klinkerbotsing)

* jouw school -> ta école -> ton école (klinkerbotsing)

* zijn / haar verhaal -> sa histoire -> son histoire (stomme 'h')

Slide 18 - Tekstslide

C'est (mijn) auto (v).
A
ma
B
mon
C
ta
D
ton

Slide 19 - Quizvraag

Quelle est (jouw) adresse (v)?

Slide 20 - Open vraag

L'adjectif possessif : bezittelijk vnw
* mannelijk woord: (un/le frère)
notre- ons/onze     votre- jullie/uw     leur - hun

* vrouwelijk woord: (une/la soeur)
notre- ons/onze     votre- jullie/uw     leur- hun

* meervoud: (des/les parents)
nos- ons/onze     vos- jullie/uw     leurS- hun

Slide 21 - Tekstslide

(Onze) vélo (m) est cassé.
A
votre
B
notre
C
leur
D
nos

Slide 22 - Quizvraag

(Jullie) maison (v) est très belle!
A
votre
B
vos
C
notre
D
nos

Slide 23 - Quizvraag

(Hun) voiture (v) est rouge.
A
Leurs
B
Nos
C
Notre
D
Leur

Slide 24 - Quizvraag

Est-ce que (uw) mari (m) est riche?

Slide 25 - Open vraag

Les enfants ont (hun) livres (mv)?

Slide 26 - Open vraag

Nous aimons (onze) professeur (m)!

Slide 27 - Open vraag