Grammatica H2 woordsoorten 2CDE

Woordsoorten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  •  Wat heb je gezien in het filmpje?
  • Uitleg woordsoorten
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Wat gaan we leren?
  • Ik kan werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden benoemen.
  • Lidwoorden en voorzetsels benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoord

Dingen die iemand kan doen 
of kunnen overkomen

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van een werkwoord

Fietsen         De jongen fietst elke dag naar school.
Regenen     Vorige week regende het alleen op maandag.
Oefenen      Morgen oefent het meisje voor de wedstrijd.
Starten        Het mentoruur start op dinsdagochtend.
Lopen          Ik ben van de winkel naar school gelopen

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoord
De, het, een.

Dus geen één!

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Woorden voor mensen, dieren, planten, dingen of gevoelens

Eigennamen: Sjoerd, Eline, Kahlen, Steenhuizen, Duiven, Offringa.


Ezelsbruggetje: MeDiPlaDi


- Je kan er vaak een verkleinwoord van maken (huis - huisje)

- Je kan er de, het of een voor zetten (het huis, de fiets, een bal)

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoegelijk naamwoord

Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. Je zegt bijvoorbeeld: wat een moeilijk onderwerp --> moeilijk zegt iets over onderwerp


Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welke stof iets is gemaakt: gouden oorbellen, betonnen paal, plastic zonnebril, kristallen glazen, houten hutje

Slide 8 - Tekstslide

Hoe herken je een bijv. nw?
  • Staat meestal voor een zn --> mooie film, beroemde actrice
  • Soms achter het zn --> de film is mooi, de actrice is beroemd
  • Er is een korte vorm (zonder e) en een lange vorm (met e): mooi, mooie - beroemd, beroemde
  • Hij kent de trappen van vergelijking --> fijn, fijner, fijnst

Slide 9 - Tekstslide

LET OP!

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord en heeft geen trappen van vergelijking.


Het stoffelijke bijvoeglijke naamwoord eindigt meestal op -en: zilveren, houten, gouden, stenen.

Slide 10 - Tekstslide

Voorzetsels
Is een kort woord dat vaak een tijd of plaats aangeeft. 
Bijvoorbeeld: op, na, tijdens, door.
Ezelsbruggetje: op de kast, naast de kast..

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen!
Twee en twee is vijf? Acht min zes is drie? Ik weet het allemaal echt nie! Wat is keer en hoe werkt gedeeld door? Stomme sommen! Wat is rekenen toch een saai vak. Ik werp een boze blik op de klok. Wat is het een lange les. Rekenen is toch flauwekul? Ik snap het echt niet allemaal… Geef mij maar liever taal!

Er wordt een woordsoort gedraaid. Ik noem een naam, je
noemt dan een woord uit bovenstaande tekst die bij dat woordsoort hoort.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Opdrachten in Nieuw Nederlands online
TVH2 woordsoorten
Hoe? Samen in een breakout room / groepje.
Tijd? Je hebt hier 10 minuten de tijd voor.
Hulp? Steek je hand op in Teams, dan kan ik jullie helpen.
Klaar? Werken aan je fictiedossier.
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Na deze les wil ik:
Nog meer uitleg
De stof thuis nog een keer bekijken
Meer oefenen
Door naar het volgende onderwerp

Slide 14 - Poll

Tot vrijdag!
Vergeet niet de opdrachten af te maken!

Slide 15 - Tekstslide