thema 5 les 4 bijwoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

thema 5 les 4

bijwoorden

Wanneer is het een bijwoord?

als een woord aangeeft:

- plaats

- hoe 

- tijd

Voorbeelden

Het woord geeft een TIJD aan.

Morgen komt Tom niet naar school.

Voorbeelden

Het woord geeft een PLAATS aan.

Daar woont een timmerman.

Wat is het bijwoord?
Gisteren was ik bij de tandarts.

Wat is het bijwoord?
Hier is het warm.

Wanneer is het een bijwoord?

als het woord iets zegt over:

- een werkwoord

- een bijvoeglijk naamwoord

- een ander bijwoord

Voorbeelden

Dat kasteel is ontzettend oud.

ontzettend zegt iets over OUD.

het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord en is dus een bijwoord.

Voorbeelden

Hij rent snel naar het warme vuurtje.

snel zegt iets over rent ( een werkwoord) 

en is dus een bijwoord

even oefenen

Wat is het bijwoord?

De machine rammelt erg.

1. rammelt
2. de machine
4. erg

Wat is het bijwoord?

Mick kijkt televisie en praat snel.

1. Mick
2. televisie
3. snel
4. praat

Wat is het bijwoord?

Dit is een zeer moeilijk probleem.

1. dit
2. zeer
3. probleem
4. moeilijk

Wat is het bijwoord?

Sam lacht uitbundig.

1. bijzonder
2. de machine
3. komt
4. goede

Wat is het bijwoord?

Hij is een ontzettend lief hondje.

1. ontzettend
2. hondje
3. is
4. lief

Wat maak je?

1. les 4 */**

2. taaloefenen > bijwoorden

3. taaloefenen > woordenschat

4. weektaak junior Einstein