2H week 21

Herhaling chapitre 1
Page 163 > getallen 0-60
Page 167 > Phrases Clés chapitre 1
Page 53 > 1D Passé Composé faire, être, parler
Page 53 > 1H mon, ma, mes, ton, ta, tes

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling chapitre 1
Page 163 > getallen 0-60
Page 167 > Phrases Clés chapitre 1
Page 53 > 1D Passé Composé faire, être, parler
Page 53 > 1H mon, ma, mes, ton, ta, tes

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling Chapitre 1
Devoirs: maken 1 t/m 6 in boek (5 online)
Pages 135-140

Slide 2 - Tekstslide

Leren voor volgende week
getallen 0-60
Phrases Clés chapitre 1
1D + 1H

Slide 3 - Tekstslide

Toetsing
week 22 > CH 1 (33% van cijfer 1)
week 23 > Pinksteren (geen les)
week 24 > CH 2 (33% van cijfer 1)
week 25 > CH 3 (33% van cijfer 1)
week 26 > CH 1, 2, 3 (100% van cijfer 2)

Slide 4 - Tekstslide

Passé Composé
vorm van avoir + faire > fait
vorm van avoir + être > été
vorm van avoir + parler > parlé

Slide 5 - Tekstslide

Ik heb gemaakt. Vertaal.
A
J'ai été
B
J'ai fait
C
Tu as été
D
Tu as fait

Slide 6 - Quizvraag

Hij is geweest. Vertaal.
A
Il est été.
B
Il a été.

Slide 7 - Quizvraag

Heb jij gepraat?
A
As-tu parlé?
B
Es-tu parlé?
C
As-tu parler?
D
Es-tu parler?

Slide 8 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoorden.
mon, ma, mes = mijn
ton, ta, tes = jouw
son, sa, ses = zijn/haar

Slide 9 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoorden
mon père (masculin)
ma mère (féminin)
mes enfants (pluriel)

Slide 10 - Tekstslide

Mijn hond.
(le chien)
A
ton chien
B
ta chien
C
mon chien
D
ma chien

Slide 11 - Quizvraag

Jouw hond.
(le chien)
A
ton chien
B
ta chien
C
mon chien
D
ma chien

Slide 12 - Quizvraag

Haar hond.
(le chien)
A
son chien
B
sa chien

Slide 13 - Quizvraag

ontkenning
ne...pas

Slide 14 - Tekstslide

Dat is mijn hond niet.
A
C'est ne pas mon chien.
B
Ce n'est pas mon chien.

Slide 15 - Quizvraag

Mijn hond is ziek geweest.
A
Ma chien a être malade.
B
Mon chien a être malade.
C
Ma chien a été malade.
D
Mon chien a été malade.

Slide 16 - Quizvraag

Mijn hond is niet ziek geweest.
A
Mon chien n'a pas été malade.
B
Mon chien a n'éte pas malade.

Slide 17 - Quizvraag

Getallen 0-60
dix > onze > douze
vingt > vingt-et-un > vingt-deux
trente > trente-et-un > trente-deux
quarante > quarante-et-un > quarante-deux
cinquante > cinquante-et-un > cinquante-deux
soixante > soixante-et-un > soixante-deux


Slide 18 - Tekstslide

douze
A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 19 - Quizvraag

quarante-quatre
A
22
B
33
C
44
D
55

Slide 20 - Quizvraag

36
A
trois-six
B
trente-six
C
trente-et-six
D
six-et-trente

Slide 21 - Quizvraag

59
A
quarte-neuf
B
cinquante-neuf
C
cinq-neuf
D
quarante-neuf

Slide 22 - Quizvraag

la Fin
faire: ch4 1-6
apprendre: chapitre 1

Slide 23 - Tekstslide