2B les 1 Feiten, meningen, argumenten

Stillezen
Tips voor een avonturenboek: 
Gullivers Reizen van J. Swift
Robinson Crusoë van D. Defoe

Tips voor een boek over de samenleving:
Waterschapsheuvel van R. Adams
Dierenboerderij van G. Orwell  
timer
10:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Stillezen
Tips voor een avonturenboek: 
Gullivers Reizen van J. Swift
Robinson Crusoë van D. Defoe

Tips voor een boek over de samenleving:
Waterschapsheuvel van R. Adams
Dierenboerderij van G. Orwell  
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Mening, argument en standpunt
[H4, p. 90]

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet het verschil tussen feiten en meningen.
- Je kunt feiten en meningen herkennen.
- Je kunt zelf een feit en een mening bedenken.

Slide 3 - Tekstslide

De planning voor periode 3

- Argumenteren en begrijpend lezen: tekstverbanden en signaalwoorden + feiten, meningen en argumenten. 

Slide 4 - Tekstslide

Planning deze les
Begrijpend lezen: tekstverbanden en signaalwoorden (H3) +
Argumenteren:     feiten en meningen (H4)

  • Theorie H4, Leren p. 90 en 96
  • Oefenen in LessonUp
  • Huiswerk [opschrijven in agenda of schrift] 

Slide 5 - Tekstslide

Feit versus Mening

Slide 6 - Tekstslide

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kan je controleren.

Voorbeeld
'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 7 - Tekstslide

Mening (standpunt)
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het ermee eens of oneens zijn

Voorbeeld
'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 8 - Tekstslide

Argument (onderbouwing)
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
  • Een argument wordt ingeleid door een signaalwoord, zoals want, namelijk, omdat, doordat...

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening/standpunt), want (signaalwoord) dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 9 - Tekstslide

Feit of mening?
'Hij rent heel snel'.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quizvraag

Feit of mening?
'Vandaag is het dinsdag'
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quizvraag

Feit of mening?
'De bladeren zijn nat'
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quizvraag

Feit of mening?
'Kampen telt bijna 55.000 inwoners'
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quizvraag

Feit of mening?
'Koken is moeilijk'
A
feit
B
mening

Slide 14 - Quizvraag

Feit of mening?
'.. want Nederland ligt in Europa'
A
feit
B
mening

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf in één woord een positief feit over jezelf

Slide 16 - Open vraag

Schrijf in één (korte) zin een positieve mening over jezelf

Slide 17 - Open vraag

Huiswerk
Leren: theorie op p. 90. 
Maken: opdracht 1 (p. 90 en 91):  1, 3, 4, 6, 7, 9. 

De volgende les gaan we in op signaalwoorden. Die geven een bepaald signaal af, bijv. 'nu komt een reden', of 'nu komt een opsomming'. Dat is heel handig bij het verklaren van teksten.

NB Vergeet niet je leesboek mee te nemen

Slide 18 - Tekstslide