temperatuurfactoren
Welke situatie klopt?
A
A is warm en B is koud
B
A is koud en B is warm
C
A en B beide even warm
D
A en B beide even koud
1 / 12
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Welke situatie klopt?
A
A is warm en B is koud
B
A is koud en B is warm
C
A en B beide even warm
D
A en B beide even koud
Slide 1 - Quizvraag
Temperatuurzones = luchtstreken
Tropen
Poolstreken
Gematigde zone
Slide 2 - Sleepvraag
Slide 3 - Tekstslide
Wat vind je op een hoogtegordel in een berg?
A
Bepaalde hoeveelheid neerslag
B
Bepaalde plantengroei
C
Bepaalde hoeveelheid zonlicht
Slide 4 - Quizvraag
Ga naar blz. 130 en bekijk bron 14. Zet de verschillende hoogtegordels op volgorde van laag naar hoog.
1.
2
3
4
5
Loofboomgordel
Naaldboomgordel
Alpenweiden
Rotsgordel
Eeuwige sneeuw
Slide 5 - Sleepvraag
Zonnestralen verwarmen de lucht indirect. Zet de gebeurtenissen op de juiste volgorde.
1.
2
3
4
5
Zon verwarmt de aarde
Zonnestralen raken het aardoppervlak
Aardoppervlak wordt warm door de zonnestralen
Aardoppervlak geeft zelf warmte af
Stralen van het aardoppervlak verwarmen de lucht
Slide 6 - Sleepvraag
Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Er zit verschil in de snelheid waarmee de zee afkoelt en de snelheid waarmee het land afkoelt. De zee koelt...
A
Sneller af dan land.
B
Minder snel af dan land.
Slide 8 - Quizvraag
Er zit verschil in in de snelheid waarmee de zee opwarmt en de snelheid waarmee land opwarmt. Land warmt...
A
Sneller op dan zee
B
Minder snel op dan zee
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit waarom het dicht bij de grond warmer is dan hoog in de lucht.
Slide 11 - Open vraag
Boven zee:
Boven land
Koelt het snel af
Koelt het langzaam af
Warmt het snel op
Warmt het langzaam op
Lucht kan heel warm of heel koud worden
