4. Bijvoeglijk naamwoord

Welkom
hallo
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
hallo

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij doen?
Bijvoeglijk naamwoorden
blz. 210

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan/weet:
-(Stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden (BN)
Er zijn verschillende bijvoeglijk naamwoorden. Dit jaar behandelen we daar twee van. 

- gewone bijvoeglijk naamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

De afkorting van deze woordsoort is bn of st bn

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Dit is een woord dat iets vertelt over een zelfstandig naamwoord.
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal voor een zelfstandig naamwoorden (én achter een lidwoord). 
  • Er kunnen meerdere bijvoeglijknaamwoorden achter elkaar staan, die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord.


Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
Een klein huis.
Het kleine huis. 
Een mooi, klein huis. 
De kleine huizen. 

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord
  • De actrice is Frans en haar prijs is belangrijk


Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord
  • Het bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte en lange vorm: bekend -bekende, vies, vieze
  • Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de trappen van vergelijking: duur, duurder, duurst


Slide 8 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden
Heeft maar 1 vorm en eindigt meestal op -en

Een houten stoel.
Het houten stoeltje.
De houten stoelen. 

Slide 9 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord van werkwoord
Van een werkwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken

verwoesten
De verwoeste stad

Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 13 - Quizvraag

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
slimme
B
tante
C
onvergetelijke
D
logeerpartij

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
brede
C
fietsten
D
gekke

Slide 18 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
gevallen
C
laptop
D
zoeken

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 20 - Quizvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
rode
B
zachte
C
gouden
D
mooie

Slide 21 - Quizvraag

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Deze bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over
A
het zelfstandig naamwoord
B
het werkwoord

Slide 22 - Quizvraag


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 23 - Quizvraag

Maken
Wat? Maak alle opdrachten op blz. 210 en 211
Opdracht 3, 4, 5, 6
Hoe? Zelf en stil
Hoe lang? 15 minuten
Hulp? Docent of boek
Klaar? Lezen

timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide