20190225 start module 7

Woorden
in context
Stap 7
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden
in context
Stap 7

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands in 13 stappen
Stap 1  taalverzorging
Stap 2 woorden in context (ingezonden brief)
Stap 3 lezen voor de lijst
Stap 4 leesvaardigheid
Stap 5 grammatica
Stap 6 presenteren
Stap 7 woorden in context
Stap 8 lezen voor de lijst (Gouden ei)

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Introductie nieuwe stap - WIC-2
Afspraken over planning en leren
Quiz over woorden
Zelfstandig leren

Slide 3 - Tekstslide

Planning

Week 1: vooraf, blok 1 en blok 2
Eventueel de woorden van stap 2

Week 2: blok 3, 4, 5 en 6

Week 3: blok 7 (brief) en uitloop


Afspraken

Je komt rustig het lokaal binnen.
Je bent stil als de docent begint.
Je hebt altijd een iPad met volle accu mee.
Je neemt altijd je schrift mee.
Je werkt actief aan je taalvaardigheid.
Je stoort jezelf en de ander niet in het leren.

Je bent verantwoordelijk voor je eigen leerproces. 
Je houdt je logboek bij.

Slide 4 - Tekstslide

Engels
Frans
Nederlands
Chinees
Japans
Welke taal heeft de meeste woorden in het woordenboek? Sleep het aantal woorden naar de juiste taal.
500.000 woorden
430.000 woorden
370.000 woorden
171.476 woorden
100.000 woorden

Slide 5 - Sleepvraag

Hoeveel procent van de verschillende woorden moet je kennen om een tekst te begrijpen?
A
60%
B
70%
C
80%
D
90%

Slide 6 - Quizvraag

Hoe groot moet je woordenschat zijn om je later zelfstandig te kunnen redden?
A
7.000 woorden
B
12.000 woorden
C
20.000 woorden
D
60.000 woorden

Slide 7 - Quizvraag

Sleep de juiste betekenis naar het moeilijke woord
kladderadatsch

fammelen

remplaceren

impardonnabele

revitaliseren

fanfarronderen
economische of morele ineenstorting
onrustig met de vingers bewegen
vervangen, aflossen
nieuw leven inblazen
onvergeeflijk
een nors, onvriendelijke persoon
opscheppen, grootspraak

Slide 8 - Sleepvraag

Kladderadatsch - economische of morele instorting
Fammelen - onrustig met de vingers bewegen
Remplaceren - vervangen, aflossen
Impardonnabele - onvergeeflijk
Revitaliseren - nieuw leven inblazen
Fanfarronderen - opscheppen, grootspraak

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de herkomst van
iemand links laten liggen
A
de meesten schrijven met rechts, dus links is dan minder
B
links betekent in het Latijn 'negeren'
C
Alles wat van links kwam, was vroeger slecht. Daar kijk je liever niet naar.
D
De vroegere koning in Nederland was blind aan zijn linkeroog. Hij zag dus niet wat links van hem was.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de herkomst van
door het oog van de naald kruipen
A
Het is heel lastig om een draad door het oog van een naald te doen
B
In het Romeinse Rijk noemden ze grotten ogen van naalden. Je wist nooit of er gevaar in dreigde.
C
Omdat kamelen waarschijnlijk alleen kruipend door de poorten uit het Bijbelse Jeruzalem konden komen
D
Als je een draad door het oog hebt, kun je pas verder.

Slide 11 - Quizvraag

Zelfstandig leren
Je werkt zelfstandig, optimaal en ongestoord aan de opdrachten in de modulewijzer.

Eerste 12 minuten is het volledig stil.
timer
12:00

Slide 12 - Tekstslide