Aan het einde van de les heb je geleerd wanneer je de volgende leestekens gebruikt:
- Puntkomma;
- Leestekens bij citaat, directe en indirecte rede;
- Punt, vraagteken, komma, uitroepteken en dubbele punt.
Slide 3 - Tekstslide
Puntkomma ;
- Bij opsomming die uit langere delen bestaat.
Voorbeeld:
Je kunt bij ons huiswerkinstituut terecht wanneer je beter wilt leren plannen; wanneer je het moeilijk vindt om je te concentreren; wanneer je moeite hebt met sommige vakken en als je een achterstand wilt inhalen.
Slide 4 - Tekstslide
Leestekens bij een citaat
- Citaat (directe rede): letterlijk de woorden weergeven die door iemand anders is gezegd.
- Dubbele punt (:) gebruik je om een citaat aan te kondigen
- Citaat zet je tussen aanhalingstekens ('...')
Voorbeeld:
Anton zei: 'Morgen heb ik weer een wedstrijd.'
Jan vroeg: 'Wie is wel eens in Finland geweest?'
Slide 5 - Tekstslide
vervolg citaat
- Als het citaat voorop staat gebruik je géén dubbele punt, maar wel aanhalingstekens.
Voorbeeld:
'Morgen heb ik weer een wedstrijd', zei Anton.
'Hebben we morgen weer een wedstrijd?' vroeg Anton.
Let op: na een vraag- of uitroepteken bij een citaat hoef je geen punt of komma gebruiken.
Slide 6 - Tekstslide
Extra voorbeeldzinnen
Schrijf de zinnen over en voeg de aanhalingstekens in:
Hij riep ik ben morgen jarig
Ik hou niet van appeltaart zei ik.
Hebt u een klantenkaart? vroeg de kassière.
Stilte! riep de docent.
Hij dacht was ik maar klaar met die opdracht.
Slide 7 - Tekstslide
Extra voorbeeldzinnen: antwoorden
Hij riep: "Ik ben morgen jarig!"
“Ik hou niet van appeltaart”, zei ik.
“Hebt u een klantenkaart?” vroeg de kassière.
“Stilte!” riep de docent.
Hij dacht: was ik maar klaar met die opdracht.
Slide 8 - Tekstslide
Indirecte rede
- Als je iemands woorden in indirecte rede weergeeft, gebruik je geen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
Anton zei dat hij morgen weer een wedstrijd heeft.
Jan vroeg aan de leerlingen wie van hen wel eens in Finland is geweest.
Slide 9 - Tekstslide
Aan het werk..
Spelling hoofdstuk 4 (vanaf blz. 153)
- Opdracht 1 t/m 6, 8 en 9
Klaar? Lezen, leren of huiswerk maken!
Werken op het OLC ( spelling H4 of website)
Slide 10 - Tekstslide
Afsluiten
Wanneer gebruik je een puntkomma?
Geef een voorbeeld van directe rede
En een voorbeeld van indirecte rede
Wat weet je over de spellingswijze met aanhalingstekens?