13 3hv Grammatica, onderschikking en beknopte bijzin

Lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1
In deze les leer je:
- de samengestelde zin in onderschikking
- de beknopte bijzin.


Slide 2 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1
Even oefenen:
Het feestje gaat niet door omdat we niet genoeg aanmeldingen hebben.

Samengestelde zin?
Persoonsvorm?
Onderwerp?
Lijdend voorwerp? Meewerkend voorwerp?
Bijwoordelijke bepaling?



Slide 3 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1
Even oefenen:
      o                   wg    bwb   wg                      o           lv                                                     
Het feestje| gaat| niet| door| omdat| we| niet genoeg

                                       wg
 aanmeldingen| hebben.





Slide 4 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1
Een samengestelde zin: meer dan één persoonsvorm.

Ik ben verdrietig, want het heeft dit jaar nog niet gesneeuwd.  
(Hoofdzin + Hoofdzin)

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1 De samengestelde zin
H+H: Ik ga vanavond vroeg naar bed, want ik ben moe.
B+H: Terwijl het buiten keihard regent, zitten wij gezellig binnen.

Een hoofdzin en een bijzin: onderschikking

Het voegwoord staat aan het begin van de bijzin: omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl enzovoort.

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1 De samengestelde zin
Zinsvolgorde onderschikking:
H+B: Ik bel je, zodra ik thuis ben.
B+H: Zodra ik thuis ben, bel ik je.
(Wat gebeurt er met de zinsdeelvolgorde in de hoofdzin na een bijzin?)

Als je het voegwoord weghaalt uit een onderschikking, houdt je geen correcte zin over.     Ik bel je / ik thuis ben
                                         Ik bel je / ik ben thuis

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1 De samengestelde zin
Bijzinnen die beginnen met dat en of gebruiken we vaak in combinatie met de werkwoorden denken, zeggen, hopen, vinden, vragen en weten.


Voorbeelden:
Ik denk dat ik dit weekend ga wandelen.
Bart vroeg of hij mee mocht eten.

Slide 8 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1 De samengestelde zin

Slide 9 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1 De beknopte bijzin
De beknopte bijzin= een bijzin zonder persoonsvorm en onderwerp.

Voorbeeld:
Na even gewacht te hebben, renden we het weiland over.

Wat is de beknopte bijzin?

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica 3.7 les 1 De beknopte bijzin
Er zijn verschillende soorten beknopte bijzinnen.
• met (om) te + infinitief:
Ze probeert bij Driss onder de paraplu te schuilen.
Om het allemaal niet nog erger te maken, ging ik maar weg.
• met een tegenwoordig deelwoord:
Schuilend onder de paraplu pakte ze alvast haar fietssleutel.
Gierend van de lach kwamen de leerlingen binnen.
• met een voltooid deelwoord:
Aangekomen in het vakantiehuisje inspecteerde ze eerst de slaapkamers.
Uitgeput na een lange werkdag stapte hij in de auto en reed naar huis.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Oefenen 3.7
Maak opdracht 5, 7, 8 en 10 (zin 1 t/m 3)

(vwo krijgt dezelfde opdrachten op papier)

Slide 13 - Tekstslide