Grammatica hoofdstuk 2.7 en 3.7 hz/bz neven en onderschikking

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek A
  • je schrift en etui
Les 1
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek A
  • je schrift en etui
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Leerdoel komende toets
  • Herhalen begrippen soorten zinnen
  • Werkmoment
  • Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica toepassen formuleren
Onderbouw voorbereiding op bovenbouw:
  • spellen en formuleren
  • schrijven en analyseren
  • lezen, argumenten, drogredenen
  • literatuur


Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel komende toets

In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.

Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.

Die film is erg goed en mag je niet missen!


Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel komende toets

In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.
Die film is erg goed en mag je niet missen!

Het gaat om alle kennis die je nodig hebt, 
om fouten te voorkomen in beknopte bijzinnen 
en in samentrekkingen.

Slide 5 - Tekstslide

Benodigde grammatica
  • hoofdzin en bijzin / neven- en onderschikking
  • functies zinsdelen: gezegde ng/wg, onderwerp, lv, mv
  • werkwoordspelling: tegenwoordig en voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 2.7 en 3.7
Na deze paragrafen:
  • weet je wat enkelvoudig en samengesteld is;
  • weet je wat een nevenschikking is;
  • weet je wat een onderschikking is.

Slide 7 - Tekstslide

Enkelvoudig  zin (p. 143)
Hoofdzin: o en pv staan naast elkaar, er kan niets tussen.

De poes miauwt de hele dag.              o - pv (mededelend)
Heeft ze de hele dag honger?             pv - o (vragend)
De hele dag heeft ze honger.               rest - pv - o (inversie)

Slide 8 - Tekstslide

Nevenschikking (p. 144)
De poes miauwt.
Ze heeft honger.
                                           maar
  • De poes miauwt, want ze heeft honger.
                                            dus
Twee hoofdzinnen aan elkaar => nevenschikking

Samengestelde zin 2 of meer pv's

Slide 9 - Tekstslide

Voegwoord (p. 149)
Zinnen plak je aan elkaar met een voegwoord.

Timo voetbalt goed,|| want hij scoort elke wedstrijd.
Hij wordt als eerste gekozen, || omdat hij goed voetbalt.
Omdat hij niet speelt, || word ik gekozen.


hoofdzinnen?

Slide 10 - Tekstslide

Onderschikking (p. 220)
Voegwoord hoort bij de bijzin.
Persoonsvorm van bijzin staat achteraan de bijzin.



Omdat hij jarig is, trakteert hij zijn vrienden op een hamburger.
Hoofdzin:
* o en pv naast elkaar
* er kan niets tussen


Bijzin:
* o en pv niet naast elkaar
* OF er kan 'niet' tussen

Slide 11 - Tekstslide

Volgorde samengestelde zin
Er is altijd minimaal 1 hoofdzin.

hoofdzin - || voegwoord - hoofdzin NEVENSCHIKKING
hoofdzin - || voegwoord - bijzin ONDERSCHIKKING
voegwoord - bijzin, || - hoofdzin ONDERSCHIKKING
 

Tip!
want, maar, en, dus, of

Slide 12 - Tekstslide

Onderschikking DAT/OF (p. 221)

Ik denk dat ik dit weekend ga wandelen.
Ik hoop dat deze uitleg duidelijk is.
Hij vroeg of deze oefeningen de weektaak zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Werkmoment
2.7: hoofdzin, bijzin, nevenschikking
  • opdrachten: 3, 4, 5, 7.

3.7: onderschikking, vaste volgorde ontleden
  • opdrachten: 3, 4, 5, 6.

Slide 14 - Tekstslide

Vooruitblik

Testje kennis deze les

Herhalen zinsdelen

Slide 15 - Tekstslide

Nevenschikking (p. 129)
  • Twee hoofdzinnen
  • Kunt ze als losse zinnen gebruiken
  • Beide even belangrijk
  • Nevenschikkend voegwoord: en, maar, want, of, dus
  • Voegwoord geeft verband aan 

Slide 16 - Tekstslide

Verbanden in nevenschikking
Ik fiets en ik lach. => opsomming
Het regent, maar ik word niet nat. =>
Ik blijf droog, want ik heb mijn regenpak aan. =>
Ik ga vandaag naar de winkel of ik ga morgen. =>
De aanbieding geldt vandaag, dus ik ga nu. =>

Slide 17 - Tekstslide

Vooruitblik


Verder met onderschikking

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 14b p. 56
Als je je dag begint met een douche, 
is dat je eerste overtreding.

enkelvoudig of samengesteld?

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 14b p. 56
(Als) je je dag begint met een douche, 
is dat je eerste overtreding.

Let op! Alles voor pv = 1 zinsdeel gaat niet op.

Je begint je dag met een douche.
Dat is je eerste overtreding.

Slide 20 - Tekstslide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek A 
  • je leesboek
  • je schrift
Les 2

Slide 21 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg onderschikking
  • Werkmoment
  • Vooruitblik

Slide 23 - Tekstslide

Onderschikking (p. 130)
  • Een hoofdzin en een bijzin
  • Kunt ze niet als losse zinnen gebruiken (iets aanpassen)
  • Onderschikkend voegwoord: toen, zodra, omdat, ...
  • Voegwoord geeft verband aan 

Slide 24 - Tekstslide

Verbanden in onderschikking
Doordat mijn fiets kapot is, loop ik. => oorzaak/gevolg
Het regent, daarom word ik nat. =>
Ik blijf droog, omdat ik mijn regenpak aan heb. =>
Als ik goed slaap, ben ik uitgerust. =>

Slide 25 - Tekstslide

Werkmoment
Herhaal 1.7
  • maak opdracht 14 pagina 56 helemaal
Maak van 2.7 (pagina 129 =>)
  • maak opdracht 3 en 4
  • maak opdracht 5, 6 en 7
  • gebruik de bijbehorende theorie

Slide 26 - Tekstslide

Vooruitblik


  • Verder met 2.7 ontleden van zinnen.
  • Uitleg wg met wederkerende werkwoorden.

Slide 27 - Tekstslide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek deel A
  • je leesboek
  • je schrift
  • je iPad (dicht)
Les 3

Slide 28 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg wg bij wkww
  • Werkmoment 
  • Vooruitblik

Slide 30 - Tekstslide

p. 132/133
WG meer dan werkwoorden

Slide 31 - Tekstslide

Wederkerend werkwoord (wkww) p. 138
  • Wederkerend werkwoord is een werkwoord waar 'zich' bij de infinitief hoort. Bijvoorbeeld: zich gedragen, zich schamen.
  • Zich = wederkerend voornaamwoord (wvn)
  • Dat deel hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.
  • Let op! Wederkerend voornaamwoord heeft verschillende vormen........

Slide 32 - Tekstslide

Vormen wederkerend voornaamwoord
Ik schaam me
Jij wast je
U vergist zich
Hij/zij/het gedraagt zich
Wij schamen ons
Jullie wassen je
Zij vergissen zich
Wederkerend voornaamwoord past zich aan het onderwerp aan.
Weet je het niet?
Gebruik Piet!

Slide 33 - Tekstslide

Werkmoment
Herhaal 1.7
  • maak opdracht 14 pagina 56 helemaal
Maak van 2.7 (pagina 129 =>)
  • maak opdracht 3 en 4
  • maak opdracht 5, 6 en 7
  • maak opdracht 9, 10 en 13

Slide 34 - Tekstslide

Vooruitblik

Vragen stellen over 1.7 en 2.7
Werken aan 3.7

Slide 35 - Tekstslide

Vooruitblik
Fijne vakantie!

Slide 36 - Tekstslide