Nova H2 Hoofdstuk 3 Water Introductie

Nova H2 Hoofdstuk3 Water Introductie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Nova H2 Hoofdstuk3 Water Introductie

Slide 1 - Tekstslide

Waar gebruiken wij
schoon water voor?

Slide 2 - Woordweb

Het toilet spoel je door met water.
Wat gebeurt er met het water nadat je het doorgespoeld hebt?
A
Eerst gezuiverd, daarna in de rivier.
B
Het water wordt de grond in gepompt.
C
Rechtstreeks in de rivier.
D
Rechtstreeks in de zee.

Slide 3 - Quizvraag

Bij het weerbericht hoor je wel eens: Het wordt morgen 15 graden Celsius.
Wat wordt er bedoeld?

A
De temperatuur wordt morgen 15 graden Celsius.
B
Het wordt morgen 15 graden Celsius warm.
C
De windsnelheid wordt morgen 15 graden.

Slide 4 - Quizvraag

Bij het weerbericht hoor je wel eens:
De temperatuur daalt vannacht tot onder het vriespunt.
Wat wordt er bedoeld?
A
Het wordt zo koud dat de wegen bevriezen.
B
Het wordt zo koud dat het gaat sneeuwen.
C
Het wordt zo koud dat lucht bevriest.
D
Het wordt zo koud dat water bevriest.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het vriespunt van water?
(Twee mogelijke antwoorden.)
A
De temperatuur waarbij water gaat bevriezen.
B
Het punt waarbij water gaat bevriezen.
C
De temperatuur waarbij ijs gaat smelten.
D
De temperatuur waarbij water gaat smelten.

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke temperatuur bevriest water.

Slide 7 - Open vraag

Welk getal hoort bij bevriezen?

Slide 8 - Woordweb

Je haalt een ijsblokje uit de vriezer en legt het op tafel.
Wat gebeurt er met het ijsblokje?
A
Het ijsblokje gaat koken.
B
Het ijsblokje smelt.
C
Het ijsblokje stolt.
D
Het ijsblokje verdampt.

Slide 9 - Quizvraag

Welk getal hoort bij smelten?

Slide 10 - Woordweb

Met een koorts-thermometer kun je nagaan of je koorts hebt.
Om de temperatuur buiten te kunnen meten, gebruik je een ander soort thermometer.

Slide 11 - Tekstslide

Met een koortsthermometer kun je geen negatieve temperaturen meten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Een koortsthermometer is minder nauwkeurig dan een buitenthermometer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Met een koortsthermometer kun je hogere temperaturen meten dan met een buitenthermometer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Als je ijs en ijzer voldoende verwarmt, smelten ze.
Zij smelten bij dezelfde temperatuur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Als je ijs en ijzer voldoende verwarmt, smelten ze. Water smelt bij een hogere temperatuur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Als je ijs en ijzer voldoende verwarmt, smelten ze. IJzer smelt bij een hogere temperatuur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Als er sneeuw of ijs op de wegen ligt, wordt er zout of zand overheen gestrooid.

Slide 18 - Tekstslide

Door het zand gaan het ijs en de sneeuw smelten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Door het zand worden het ijs en de sneeuw stroef. Minder slipgevaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Door het zout gaan het ijs en de sneeuw smelten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Door het zout worden het ijs en de sneeuw stroef. Minder slipgevaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag