Voorkennisles Elektriciteit

Voorkennistoets Elektriciteit
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Voorkennistoets Elektriciteit

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we vorig jaar geleerd?
Je hebt als het goed is geleerd:
  • - Waar je elektriciteit voor gebruikt en wat er voor nodig is
  • Hoe je een stroomkring maakt
  • Hoe je meerdere apparaten op 1 spanningsbron aansluit
  • Hoe je in huis veilig met elektriciteit om gaat

Slide 2 - Tekstslide

Elektriciteit

Slide 3 - Woordweb

Stroom

Slide 4 - Woordweb

Spanning
Stroomsterkte
Energie
Vermogen
Overig
Benoem zoveel mogelijk grootheden en eenheden rond elektrische energie.

Slide 5 - Woordweb

Het symbool voor de grootheid spanning is ......
A
I
B
U
C
P
D
V

Slide 6 - Quizvraag

Het symbool voor de grootheid stroomsterkte is .....
A
P
B
U
C
I
D
A

Slide 7 - Quizvraag

De eenheid van stroomsterkte is ......
A
h
B
V
C
A
D
W

Slide 8 - Quizvraag

De eenheid van energie is
A
Joule
B
Watt
C
Kilogram
D
Liter

Slide 9 - Quizvraag

Geleiders:
A
laten elektriciteit door
B
laten geen elektriciteit door

Slide 10 - Quizvraag

Welke stoffen geleiden de elektriciteit?
A
koper, goud, steen
B
Rubber, ijzer, koper
C
goud, zilver, brons
D
koper, ijzer, perspex

Slide 11 - Quizvraag

Welke deeltjes bewegen in een stroomkring?
A
Elektronen
B
Protonen
C
Neutronen
D
Atomen

Slide 12 - Quizvraag

Hoe is de huisinstallatie geschakeld?
A
In serie
B
Parallel

Slide 13 - Quizvraag

In een serieschakeling is de stroomsterkte:
A
overal even groot
B
na ieder lampje verandert de stroom
C
net zo groot als de spanning
D
kleiner dan de spanning

Slide 14 - Quizvraag

In moderne groepenkasten zitten elektronische zekeringen.
Wanneer schakelt een zekering de elektriciteit uit?
A
bij een lekstroom en bij kortsluiting
B
bij kortsluiting en bij overbelasting
C
bij een lekstroom en bij overbelasting
D
bij een lekstroom, bij kortsluiting en bij overbelasting

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?
A
20 kV
B
380 kV
C
10 kV
D
230 V

Slide 16 - Quizvraag


In welke van de plaatjes is er sprake van elektrische spanning?
A
Overal
B
C, D, E
C
A
D
D, E

Slide 17 - Quizvraag


In welke van de plaatjes brandt het lampje?
A
D
B
C, D, E, F
C
D, E
D
C,D, E

Slide 18 - Quizvraag

Koppel de juiste uitspraak bij de juiste schakeling.
Serieschakeling
Parallelschakeling
Spanning verdeelt
Spanning gelijk
Stroomsterkte verdeelt
Stroomsterkte gelijk
Eén stroomkring
Meerdere stroomkringen
Eén lamp kapot, rest werkt niet
Eén lamp kapot, rest werkt wel

Slide 19 - Sleepvraag

Plaats de juiste symbolen in de stroomkring zodat de lamp gaat branden.

Slide 20 - Sleepvraag

De spanningsmeter (of: voltmeter) sluit je
A
in serie aan
B
parallel aan
C
Maakt niet uit, serie en parallel kan allebei

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de spanning?
A
27 V
B
13 V
C
2,7 V
D
3 V

Slide 22 - Quizvraag

de stroommeter (of: ampèremeter) plaats je altijd
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de formule voor vermogen?
A
P=AF
B
P=FA
C
P=tE
D
P=Et

Slide 24 - Quizvraag

wat is de eenheid van:
1. energie
2. vermogen
A
1. volt 2. ampère
B
1. ampère 2. volt
C
1. watt 2. joule
D
1. joule 2. watt

Slide 25 - Quizvraag

kWh is een eenheid van
A
Stroom
B
Energie
C
Spanning
D
Vermogen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video