In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Tekstverbanden en signaalwoorden
Goedemiddag CV2TB!
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.
Slide 2 - Quizvraag
Welke tekstverbanden ken je nog?
Slide 3 - Woordweb
Welke tekstverbanden hebben we behandeld?
- chronologisch verband
- concluderend verband
- opsommend verband
- samenvattend verband
- tegenstellend verband
- toelichtend verband
Slide 4 - Tekstslide
Signaalwoorden gebruik je om...
A
een signaal te geven.
B
structuur in de tekst aan te brengen.
C
om structuur en verbanden in de tekst aan te brengen.
Slide 5 - Quizvraag
Welke signaalwoorden ken je nog?
Slide 6 - Woordweb
Je kunt een tekstverband herkennen aan een signaalwoord. Bijvoorbeeld: maar = tegenstellend tekstverband
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockey.
Slide 8 - Tekstslide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband: er worden dingen achter elkaar opgesomd.
Ik ging naar de supermarkt en daar moest ik appels, brood en cola halen.
Slide 9 - Tekstslide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Concluderend verband: er wordt een conclusie getrokken uit eerder informatie in de tekst.
Pieter heeft de hele dag hard gewerkt en daarna nog een zware voetbalwedstrijd gespeeld. Hij zal dus wel moe zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Samenvattend verband: geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.
Kortom, we mogen de vissers wel dankbaar zijn.
Al met al was het een heel fijne dag.
Slide 11 - Tekstslide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband: er worden zaken tegenover elkaar gezet.
Ik moet mijn huiswerk maken, maar toch ga ik eerst Netflixen.
Slide 12 - Tekstslide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Ik vind spannende series erg leuk, zoals The 100 en La Casa de Papel.
Slide 13 - Tekstslide
Ga allemaal staan:
Wat gaan we doen?
Er volgen 8 stellingen. Ik geef aan welke letter bij welke hoek hoort. Daarna lees je de stelling en ga je in de hoek staan die volgens jou het juiste antwoord is.
Slide 14 - Tekstslide
Een .... geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan.
A
Samenvattend verband
B
Chronologisch verband
C
Toelichtend verband
D
Opsommend verband
Slide 15 - Quizvraag
Bij een ... trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie uit de tekst.
A
Concluderend verband
B
Chronologisch verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband
Slide 16 - Quizvraag
Bij een ... worden bepaalde zaken achter elkaar beschreven.
A
Concluderend verband
B
Tegenstellend verband
C
Opsommend verband
D
Samenvattend verband
Slide 17 - Quizvraag
Bij een ... geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.
A
Samenvattend verband
B
Chronologisch verband
C
Opsommend verband
D
Concluderend verband
Slide 18 - Quizvraag
Een ... laat tegenovergestelde zaken zien.
A
Opsommend verband
B
Toelichtend verband
C
Samenvattend verband
D
Tegenstellend verband
Slide 19 - Quizvraag
Bij een ... wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.
A
Opsommend verband
B
Toelichtend verband
C
Samenvattend verband
D
Chronologisch verband
Slide 20 - Quizvraag
Binnenkort gaat mijn broertje voor het eerst naar de middelbare school.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband
Slide 21 - Quizvraag
Ik ben gek op chips met vreemde smaakjes, zoals de smaak stokbroodje kruidenboter.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband
Slide 22 - Quizvraag
Nieuw in deze paragraaf:
- doel-middelverband
- oorzakelijk verband
- redengevend verband
- toegevend verband
- vergelijkend verband
- voorwaardelijk verband
Slide 23 - Tekstslide
Afsluiten met een paar stellingen:
Slide 24 - Tekstslide
Een ... geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
A
redengevend verband
B
toegevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband
Slide 25 - Quizvraag
Een ... laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
A
doel-middelverband
B
oorzakelijk verband
C
toegevend verband
D
vergelijkend verband
Slide 26 - Quizvraag
Een ... laat een overeenkomst of een verschil zien.
A
toegevend verband
B
oorzakelijk verband
C
doel-middelverband
D
vergelijkend verband
Slide 27 - Quizvraag
Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
Middel/doel
B
Samenvattend
C
Oorzaak/gevolg
D
Voorwaardelijk
Slide 28 - Quizvraag
Omdat er een pandemie uitbrak, deed ik minder aan mijn huiswerk.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband
D
uitleggend verband
Slide 29 - Quizvraag
Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden. Wat is het tekstverband?