aller, faire, savoir

Faire au présent
Faire à l'imparfait
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Faire au présent
Faire à l'imparfait

Slide 1 - Tekstslide

Faire, futur
Faire, passé composé

Slide 2 - Tekstslide

Wij hebben gemaakt
A
Nous avons fais
B
Vous avez fait
C
Nous avons fait
D
Vous avez fais

Slide 3 - Quizvraag

Jullie maakten/u maakte

Slide 4 - Woordweb

Zij zullen maken

Slide 5 - Open vraag

Le verbe "aller" au présent
Le verbe "aller" à l'imparfait

Slide 6 - Tekstslide

Aller dans le futur
Aller, participe passé

Slide 7 - Tekstslide

Jij zal gaan

Slide 8 - Woordweb

Julie is gegaan
A
Julie es allée
B
Julie est allée
C
Julie est allé
D
Julie est allées

Slide 9 - Quizvraag

Wij gingen

Slide 10 - Open vraag

Le verbe; savoir
Onregelmatig werkwoord, iedere vorm is anders. 
Savoir = weten
Présent
Ik weet - Je sais
Jij weet - Tu sais
Hij/zij/men weet - Il/elle/on sait
Wij weten - nous savons
Jullie/u weten - vous savez
Zij weten - ils/elles  savent

Slide 11 - Tekstslide

Savoir
Imparfait
Ik wist - je savais
Jij wist - tu savais
Hij/zij/men wist - il/elle/on savait
Wij wisten - nous savions
Jullie/u wisten - vous saviez
Zij wisten - ils/elles savaient.

Slide 12 - Tekstslide

Savoir
Passé composé
Ik heb geweten - J'ai su
Jij hebt geweten - Tu as su
Hij/zij/men heeft geweten - il/elle/on  a su
Wij hebben geweten - nous avons su
Jullie/u hebben geweten -  vous avez su
Zij hebben geweten - ils /elles ont su

Slide 13 - Tekstslide

Jullie/u wisten
A
Vous sauriez
B
Vous avez su
C
Vous saviez
D
Vous savez

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb geweten

Slide 15 - Woordweb

Hij weet, wij wisten

Slide 16 - Open vraag