Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
samenvatting paragraaf 4-5 en 6
Paragraaf 4
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Paragraaf 4
Slide 1 - Tekstslide
Werkgever en werknemer
Werkgever
Werknemer
Slide 2 - Tekstslide
Regels voor scholieren tot 18 jaar
zwaar, gevaarlijk en ongezond werk mag niet
werken onder schooltijd mag niet
werktijden zijn beperkt
Slide 3 - Tekstslide
Rechten en plichten
Als werknemer en werkgever heb je rechten en plichten.
De wernemer heeft recht op loon, de werkgever heeft de plicht dit te betalen.
De werknemer heeft de plicht op tijd te komen, de werkgever heeft recht op goed geleverd werk.
Slide 4 - Tekstslide
Werkgever of werknemer
Werkgever --> De baas, een bedrijf of instelling
Werknemer --> Werkt voor de werkgever
Slide 5 - Tekstslide
Het minimumjeugdloon is het laagste loon volgens de wet waar jongeren minimaal recht op hebben tot 23 jaar
Het minimumloon is het laagste loon volgens de wet waar jongeren vanaf 23 jaar minimaal recht op hebben
Slide 6 - Tekstslide
Joris is 16 jaar en heeft een krantenwijk
Mag dat?
A
Ja, dat mag Joris is oud genoeg
B
Nee, dat mag niet Joris is nog te jong
Slide 7 - Quizvraag
Mag je als je 13 jaar bent werken in een fabriek?
A
Ja, dat mag
B
Nee, dat mag niet
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een werknemer?
A
Een bedrijf die mensen in dienst heeft
B
Een leerling
C
Iemand die bij een bedrijf/winkel werkt
D
De baas
Slide 9 - Quizvraag
Valerie werkt in een boekenwinkel.
Wat is Valerie in deze situatie?
A
Werkgever
B
Werknemer
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een werkgever?
A
Iemand die bij een bedrijf/winkel werkt
B
Een bedrijf/winkel die werknemers in dienst heeft
C
Een leerling
D
Vakkenvuller
Slide 11 - Quizvraag
Dirk werkt bij de Albert Heijn.
Wat is de Albert Heijn in deze situatie?
A
Werknemer
B
Werkgever
Slide 12 - Quizvraag
Paragraaf 5
Slide 13 - Tekstslide
Redenen om te sparen
grote uitgaven
onverwachte
uitgaven
Sparen voor rente
Slide 14 - Tekstslide
Wat is geen reden om te sparen?
A
Sparen uit voor voorzorg
B
Sparen als rekenmiddel
C
Sparen voor rente
D
Sparen voor een doel
Slide 15 - Quizvraag
Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente
Sparen voor een doel
Ben spaart voor extra inkomsten.
Hidde spaart voor als er iets onverwachts gebeurd.
Yara spaart voor een nieuwe telefoon
Slide 16 - Sleepvraag
Sparen voor een doel
Sparen voor rente
Sparen uit voorzorg
Slide 17 - Sleepvraag
Interest = rente
Slide 18 - Tekstslide
rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank.
Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1?
Hoe reken je dit uit?
Vermenigvuldig met het gegeven rentepercentage
€ 1.000 :100 x 4 = € 40
Slide 19 - Tekstslide
Bereken de rente na 1 jaar sparen:
€1.000 op de rekening tegen 2% rente
A
€50,00
B
€60,00
C
€30,00
D
€20,00
Slide 20 - Quizvraag
Je inkomen is € 550. Daarvan spaar je 20%. Hoeveel spaar je?
A
€ 105
B
€ 110
C
€ 115
D
€ 120
Slide 21 - Quizvraag
paragraaf 6
Slide 22 - Tekstslide
Inkomensvormen
Inkomen uit arbeid
(loon, salaris)
Inkomen uit bezit
(rente, huur, pacht)
Overdrachtsinkomen
(uitkering, zakgeld, kinderbijslag)
Inkomen uit arbeid en bezit =
tegenprestatie
Inkomensoverdracht =
geen tegenprestatie
Slide 23 - Tekstslide
Inkomen uit bezit; huur, rente, winst
Slide 24 - Tekstslide
Rente en pacht zijn voorbeelden van inkomen uit bezit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
Wat is geen inkomen uit bezit?
A
pacht
B
winst
C
loon
D
rente
Slide 26 - Quizvraag
Inkomen uit bezit is een voorbeeld van:
A
Ontvangen van rente op je spaargeld.
B
Ontvangen van zakgeld.
C
Geld dat je vindt op straat.
D
Verjaardagsgeld dat je ontvangt.
Slide 27 - Quizvraag
Hoogte van inkomen afhankelijk van:
De leeftijd.
De zwaarte van het werk. (gevaarlijk werk)
De vraag die er naar een beroep is. ( uitzonderlijk werk)
De verantwoordelijkheid die je krijgt.
Op onregelmatige tijden werken
Slide 28 - Tekstslide
De hoogte van iemands inkomen wordt bepaald door:
A
Leeftijd en opleiding.
B
De mate van verantwoordelijkheid in je beroep en ervaring.
C
Je prestaties, en hoe zwaar je werk is.
D
A, B en C zijn juist.
Slide 29 - Quizvraag
Bij het kiezen van beroep zijn belangrijk:
de hoogte van het loon
je geschiktheid voor het werk
de aard van het werk je bevalt
Slide 30 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
samenvatting paragraaf 1-4-5 en 6
November 2023
- Les met
42 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
samenvatting paragraaf 4-5
November 2023
- Les met
21 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
H1 Inkomen
September 2020
- Les met
13 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Economisch bekeken - H1.5. De bank betaalt - KGT
Oktober 2023
- Les met
18 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
Oefentoets Hoofdstuk 1
September 2023
- Les met
38 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
1.5 de bank betaalt
September 2023
- Les met
23 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Economisch bekeken - H1.5. De bank betaalt - KGT
Augustus 2024
- Les met
21 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
Samenvatting H1
Augustus 2024
- Les met
25 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2