Blok 5 Spelling 5.9 B of P aan het eind / ei of ij

Blok 5.3 Spelling

- Pak je chromebook
- maak in learnbeat af 5.3 B
- Pak je leesboek en ga rustig lezen
of werk aan je Numo taken
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blok 5.3 Spelling

- Pak je chromebook
- maak in learnbeat af 5.3 B
- Pak je leesboek en ga rustig lezen
of werk aan je Numo taken

Slide 1 - Tekstslide

Blok 5.3 Spelling

5.3 C    b of  p aan het eind?
              d of t   aan het eind?
5.3. D   ij of ei?

Slide 2 - Tekstslide

Even herhalen
PV in de verleden tijd bij klankvaste werkwoorden
  • Je hebt geleerd dat een zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd kan staan. 
  • Aan de persoonsvorm zie je in welke tijd de zin staat. 
  • De spelling van de persoonsvorm is in de verleden tijd anders dan in de tegenwoordige tijd.
  • Deze les gaat over de persoonsvorm in de verleden tijd van klankvaste werkwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

4 stappen
Voorbeeld : wandelen
1
Neem de stam van het hele werkwoord (dat is hele werkwoord '-en')
wandel
2
Neem de ik-vorm van dit werkwoord
wandel
3
Is degene die het doet enkelvoud of meervoud?
enkelvoud : te/de
meervoud : ten/den
Hoor je wanneer je het woord zegt duidelijk 'te(n) of de(n)'?
schrijf dan ook
'te(n) of de(n)'
4
Twijfel je of het 'te(n) of de(n)' moet zijn, gebruik dan ' 't kofschip X'

Slide 4 - Tekstslide

Zet de onderstaande zin in de v.t.:

In een oude kist __________ (ontdekken) ik allemaal speelgoed.

Slide 5 - Open vraag

Zet de onderstaande zin in de v.t.:

__________ (gebruiken) jij vroeger ook die ene shampoo?

Slide 6 - Open vraag

Zet de onderstaande zin in de v.t.:

De worstelaar ________ (worstelen) op de Olympische Spelen.

Slide 7 - Open vraag

B of P aan het einde?
  • Je kunt niet altijd horen hoe je een woord moet spellen. 
  • Bij sommige woorden klinkt de laatste letter als een p.
      Je schrijft dan niet altijd een p. Soms moet je een b schrijven.

  • Als je zo’n woord langer maakt, hoor je hoe je het moet spellen.
lib of lip?
lippen
lip
Ik heb een kapotte lip.
dub of dup
dubben
dub
Ik dub of ik die nieuwe Iphone koop.

Slide 8 - Tekstslide

b of p, of d of t aan het einde?

  • Je kunt niet altijd horen hoe je een woord moet spellen. 
  • Bij sommige woorden klinkt de laatste letter als een p.
     Je schrijft dan niet altijd een p. Soms moet je een b schrijven.
  • Bij sommige woorden klinkt de laatste letter als een t,
     maar soms moet je een d schrijven.
  • Als je zo’n woord langer maakt, hoor je hoe je het moet spellen.
lib of lip?
lippen
lip
Ik heb een kapotte lip.
dub of dup
dubben
dub
Ik dub of ik die nieuwe Iphone koop.
krab of krap
krabben
krab
De hond krabt zich.
kart of kard
karten
kart
Ik rij in een kart heel hard.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 10 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 11 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 12 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 13 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 14 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 15 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 16 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 17 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?

Schrijf het woord op.

Slide 18 - Open vraag

Blok 5 Spelling

5.9 b of  p aan het eind?
        d of t   aan het eind?
5.10 ij of ei?

Slide 19 - Tekstslide

Blok 5.3 Spelling

- Pak je chromebook
- maak in learnbeat af 5.3 B
- Pak je leesboek en ga rustig lezen
of werk aan je Numo taken

Slide 20 - Tekstslide

ij of ei?
  • Bij de letters ij en ei hoor je dezelfdeklank, maar je schrijft de klank niet steeds hetzelfde. 
  • Er is geen regel wanneer je ij of ei schrijft.
  • Soms klinken woorden zelfs hetzelfde maar schrijf je ze toch anders.
  • Je moet deze woorden gewoon uit je hoofd leren
wei, prei, reist, allerlei, zei, eis, klein
wij, rijk, bewijs, grijs, zij, rijst, ijs, partij

Slide 21 - Tekstslide

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

De g__t werd steeds lastiger.

Slide 22 - Open vraag

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

Voor zo'n pr__s koop ik die fiets wel.

Slide 23 - Open vraag

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

De jongen keek me aan en z__ :'ik hou van je!'

Slide 24 - Open vraag

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

Mijn ouders __sen dat ik eerlijk ben.

Slide 25 - Open vraag

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

De snelh__d van die kart is veel te hoog.

Slide 26 - Open vraag

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

In veel Aziatische landen eten ze r__st.

Slide 27 - Open vraag

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

Die vrouw r__st echt de hele wereld over.

Slide 28 - Open vraag

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

Ik moet bew__zen dat ik die fiets niet heb gestolen.

Slide 29 - Open vraag

Maak het woord af met ij of ei .
Schrijf het hele woord op.

Hij schiet met p__l en boog op het doel.

Slide 30 - Open vraag

Einde van de les.
  • Bij de letters ij en ei hoor je dezelfdeklank, maar je schrijft de klank niet steeds hetzelfde. 
  • Er is geen regel wanneer je ij of ei schrijft.
  • Soms klinken woorden zelfs hetzelfde maar schrijf je ze toch anders.
  • Je moet deze woorden gewoon uit je hoofd leren
Maak in Learnbeat 5.2 D

Slide 31 - Tekstslide

Evaluatie leerdoelen
  • Ik kan woorden die op een b of p en t of d eindigen goed spellen.
  • Ik kan woorden met ei of ij goed spellen.

Slide 32 - Tekstslide

Vooruitblik B5 Over Taal
In de volgende les gaan we verder met B3 Over Taal.

Slide 33 - Tekstslide