palliatieve zorg ghz

Palliatieve zorg in de GHZ 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Palliatieve zorg in de GHZ 

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Na deze les ...
- kun je  het verschil is tussen palliatieve- en terminale zorg benoemen.
- kan je benoemen wat het doel is van palliatieve zorg.
-ken je de verzorgende taken binnen palliatieve zorg en het stervensproces.
- kan je het verschillende aspecten noemen van palliatieve zorg bij verstandelijk gehandicapten met verschillende niveaus. 

Slide 2 - Tekstslide

inhoud
- Palliatieve zorg
- Rouw
- Palliatieve zorg bij verstandelijk gehandicapten
- Opdracht

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Mentimeter
Wat weet je nog over palliatieve zorg?

Slide 5 - Tekstslide

Palliatieve zorg = 
Onder palliatieve zorg valt alle zorg en ondersteuning die erop gericht is de man of vrouw met een levensbedreigende ziekte (en zijn naasten) een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven te geven.

Slide 6 - Tekstslide

Het verschil:
Terminale zorg is gericht op de kwaliteit van sterven.
Palliatieve zorg is gericht op de kwaliteit van leven.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Het stervensproces
Ieder mens sterft op zijn eigen manier/wijze​


Factoren die van invloed zijn:​
Persoonlijkheid van de stervende​
Leeftijd​
Lichamelijke gesteldheid​
Beleving van pijn​
Sociale omgeving van de stervende​
levensovertuiging







Slide 9 - Tekstslide

Lichamelijke aspecten
Afhankelijk van ziekte of aandoening kun je de volgende lichamelijk aspecten zien:​

Slap worden van gezichtsspieren, ingevallen wangen​
Ogen die “niet” zien​
Vermindering van zintuigelijke functies. Pas op vermindering! Blijf contact maken!​
Verslapping spieren​
Verminderde hartfunctie​
Stoornissen in spijsvertering, behoefte aan vocht en voeding neemt af (verslikking!)​
Incontinentie​
Decubitus​
Evt. pijn​
Ademhalingsstoornissen: Cheyne Stokes​











Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

taken verzorgende/verpleging bij palliatieve zorg

Slide 12 - Woordweb

taken verzorgende/verpleging
- De omgeving​

- Houding in bed​
- Eten en drinken​
- Incontinentie​
- Hygiënische verzorging​
- Pijnbestrijding 
- Religieuze aspecten




Slide 13 - Tekstslide

Lichamelijke aspecten dood
De arts stelt de dood vast!!​

Stilstaan van het hart​
Stoppen ademhaling​
Gevoelloosheid​
Totale spierverslapping​
Aanwezigheid van lijkvlekken​
Lichaamswarmte verdwijnt​
Na enkele uren treedt lijkstijfheid op, ​
   na 72 uur verdwijnt dit.







Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn taken verpleegkundige bij overlijden cliënt.

Slide 15 - Open vraag

taken  verpleegkundige bij overlijden
- Na het overlijden waarschuw je een arts​

- Afleggen wordt bijna altijd door de uitvaartondernemer gedaan, deze wordt ingelicht door de fam.​
- Heel soms leggen wij af met of zonder familie

Slide 16 - Tekstslide

afwikkelen procedures
- lichaam wordt naar mortuarium gebracht of blijft thuis (op een koelplaat)​

- Nadat de overledene is opgehaald: bed afhalen, bed soppen, kamer luchten​
- Afspraken maken met de fam. maken over ophalen van de kledingen en eigendommen​
- Mutatieformulier invullen​
- Dossier sluiten​
- Indien cliënt verblijft in instelling doorgeven aan de receptie 




Slide 17 - Tekstslide

zorg na het overlijden, vlak na het overlijden
- Gevoelens zijn divers en overkomen nabestaanden​

- Nabestaanden weten dat hun geliefde overleden is, maar het beseffen het vaak nog niet​
- Regelzaken​
- Afscheid nemen​
- Gebruiken
- begeleiden rouwproces



Slide 18 - Tekstslide

rouwproces
Rouwtaken:​

1. aanvaarden van de werkelijkheid van het verlies​
2. ervaren van de pijn van het verlies​
3. aanpassen aan een leven zonder de overledene​
4. nieuwe plaats geven aan de overledene en opnieuw leren houden van het leven​
Manu Keirse




Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

palliatieve zorg en rouw bij verstandelijk gehandicapten

Slide 21 - Woordweb

De palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijke beperking?
De kennis over palliatieve zorg in de algemene bevolking is niet zomaar van toepassing. De groep mensen met een verstandelijke beperking in feite niet één groep, maar een verzameling mensen van verschillende niveaus, met verschillende kenmerken en met verschillende behoeften.

Slide 22 - Tekstslide

Beperkingen
Verstandelijke beperkingen kunnen bijvoorbeeld leiden tot:
- het moeilijk kunnen aangeven van de lichamelijke klachten, waardoor symptomen van ziekte niet goed kunnen worden herkend;
- gebrek aan inzicht in het ziektebeeld en de behandelingen en daar de gevolgen niet van kunnen overzien;
- op een ander ontwikkelingsniveau begrijpen/ervaren van de eigen sterfelijkheid;
- beperkte wilsbekwaamheid waardoor meebeslissen over zorg en behandeling moeilijk is
- Mensen met een verstandelijke beperking kunnen vaak niet zodanig communiceren dat ze gemakkelijk door anderen begrepen worden.

Slide 23 - Tekstslide

Zeer ernstige verstandelijke beperking; IQ: tot 20-25, ontwikkelingsleeftijd: 0 tot +/- 2 jaar

Geen doodsbesef, leven in het hier-en-nu
De communicatie is beperkt en non-verbaal
Begrip is gebaseerd op zintuiglijke indrukken en ervaringen
Gehecht aan bepaalde vertrouwenspersonen
Moeilijk na te gaan wat zij van de dood begrijpen/meekrijgen, vanaf een ontwikkelingsleeftijd van zes maanden zijn reacties zichtbaar
Verlies bedreigt opbouw vertrouwen en heeft invloed op vaste patronen
Uitgestelde rouwreacties

Slide 24 - Tekstslide

Ernstig verstandelijke beperking: IQ: 20-40, ontwikkelingsleeftijd: +/- 2 tot 4/5 jaar

Beperkt doodsbesef
Beperkte taalontwikkeling, letterlijk taalbegrip
Egocentrisch denkpatroon. Ze kunnen zich nog niet verplaatsen in de ander
Eenvoudige verbanden leggen
De dood koppelen aan concrete ervaringen
Fantasie en realiteit lopen nog door elkaar heen. Magisch denken
Vragen stellen over de dood. Wat, hoe en waarom?
Zien de dood als iets tijdelijks. Ze weten niet precies wat de dood inhoudt
Voorbeeldgedrag van anderen heeft een sterke invloed op de beleving van de dood

Slide 25 - Tekstslide

Matig verstandelijke beperking: IQ: 35-55, ontwikkelingsleeftijd 4/5 tot 7/8 jaar

Beperkt doodsbesef. De dood is nog niet definitief, ze beginnen te beseffen dat de dood onomkeerbaar is
Groter begripsvermogen en verbale communicatie. Begrip dood groeit
Meer in staat om zich in te leven en verplaatsen in anderen
Projecteren eigen gevoelens op de ander
Inzicht in bepaalde structuren
Enige logische verbanden leggen
Zoeken naar logische verklaringen voor de dood
Kwetsbaar omdat ze nog niet zo goed met alle informatie en emoties om kunnen gaan

Slide 26 - Tekstslide

Lichte verstandelijke beperking: IQ: 50-70, ontwikkelingsleeftijd 7/8 tot +/- 12 jaar

Bewust doodsbesef
Toenemend inzicht in bepaalde structuren
Beter aanvoelen wat anderen willen en verwachten, wel vanuit eigen beleving
Empathisch vermogen nog niet volledig ontwikkeld
Reëel beeld betekenis van de dood
Bewust van onomkeerbaarheid van de dood
Het rouwen is te vergelijken met mensen zonder verstandelijke beperking

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Het ziekteverloop in de palliatieve zorg bij iemand met hartfalen is:
A
Korte periode van plotseling snelle achteruitgang
B
Geleidelijke achteruitgang met tussentijdse ernstige episodes
C
Langdurig geleidelijke achteruitgang

Slide 29 - Quizvraag

Palliatieve zorg...
A
wordt alleen geboden in de thuiszorg
B
is gericht op genezing
C
is de laatste 3 maanden van je leven
D
is zorg als je niet meer beter wordt

Slide 30 - Quizvraag

Wanneer begint palliatieve zorg?
A
Als de zorgvrager ondraaglijk en uitzichtloos aan het lijden is
B
Als de zorgvrager niet meer genezen kan worden en je denk dat de zorgvrager binnen een jaar overlijdt.
C
Als de zorgvrager veel pijn heeft en binnen 3 maanden komt te overlijden
D
Wanneer de zorgvrager geen zin meer in het leven heeft.

Slide 31 - Quizvraag

Palliatieve zorg is multidisciplinaire zorg.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Op welke plekken kan palliatieve zorg gegeven worden?
A
verpleeghuis
B
vgz
C
ziekenhuis
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 33 - Quizvraag

Palliatieve zorg is
A
het bieden van kwaliteit van leven
B
het bieden van curatieve behandeling

Slide 34 - Quizvraag

Het ziekteverloop in de palliatieve zorg bij iemand met dementie is:
A
korte periode van plotseling snelle achteruitgang
B
geleidelijke achteruitgang met tussentijdse ernstige episodes
C
langdurig geleidelijke achteruitgang

Slide 35 - Quizvraag

Wat is palliatieve zorg?
A
Kwantitatief goede zorg
B
Zorg door verschillende medici
C
Zorg die niet tot doel heeft te genezen maar zorg met goede kwaliteit
D
Zorg met doel genezen en met oog op goede kwaliteit

Slide 36 - Quizvraag

Bij symptoom gerichte palliatie is het doel:
A
De ziekte optimaal tegen te werken
B
de patiënt zo klachtenvrij mogelijk te houden.

Slide 37 - Quizvraag

Opdracht: 35 min
Maak een plan met wat de behoeften zijn bij mensen met een verstandelijke handicap op het aangegeven niveau bij palliatieve zorg. Wat doe je juist wel en wat doe je juist niet. Maak hiervan een mindmap en presenteer deze mindmap aan de klas op een interactieve wijze (canva, digitale mindmap etc.)


Slide 38 - Tekstslide

niveaus
- Groep 1 zeer ernstig verstandelijk gehandicapt.
- Groep 2 ernstig verstandelijk gehandicapt
- Groep 3 matig verstandelijk gehandicapt.
- Groep 4 licht verstandelijk gehandicapt


Slide 39 - Tekstslide

Zijn de lesdoelen bereikt?
Na deze les ...
- weet je wat het verschil is tussen palliatieve- en terminale zorg?
- kan je benoemen wat het doel is van palliatieve zorg.
-ken je de verzorgende taken binnen palliatieve zorg en het stervensproces.
- kan je verschillende aspecten noemen van palliatieve zorg bij verstandelijk gehandicapten

Slide 40 - Tekstslide

Vragen?
Tips/tops

Slide 41 - Tekstslide

websites
https://www.kennispleingehandicaptensector.nl/

https://www.agora.nl/

https://palliaweb.nl/getmedia/e114ddd3-c237-442d-8eb9-1700462d6f47/THEMA-1-Agora,-Palliatieve-zorg-voor-mensen-met-een-verstandelijke-beperking,-2011.pdf

Slide 42 - Tekstslide