In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
De rechtstaat
1. Grondrechten
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat ga je doen vandaag
Aan het einde van de les weet je...
Wat grondrechten zijn
Wanneer ze zijn ontstaan.
Aan het einde van de les kun je...
benoemen waar de grondrechten uit bestaan
wat jou grondrechten zijn
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Planning
Online lesdag bespreken
Nieuwsquiz
Start burgerschap rechtstaat: grondrechten
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Lesdag
9.00 - 10.00 Burgerschap
10.15 Rekenen
11.15 LOB opdracht
Hoofstuk 4 zelfbeeldverslag
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Nieuws quizzzzz
Ga naar kahoot.it
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Thema Rechtstaat
Een rechtsstaat is een staat waarin vrijheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor de burger heel belangrijk zijn. Bovendien geniet de burger bescherming van zijn rechten en vrijheden, tegen medeburgers én tegen de overheid.
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Grondrecht
Slide 7 - Woordweb
Hoofdstuk deze les is grondrecht.
Wat weten jullie al over het grondrecht?
Of welke grondrechten ken je al?
Grondrechten
Dit zijn rechten die burgers de vrijheid geven om zonder bemoeienis van de overheid te leven.
vrijheid van meningsuiting
recht op privacy
kiesrecht
recht op gelijke behandeling
Slide 8 - Tekstslide
Grondrechten
In hoofdstuk 1 van de Grondwet staan de grondrechten. Dit zijn rechten die burgers de vrijheid geven om zonder bemoeienis van de overheid te leven. Ook bevat de Grondwet de rechten om deel te nemen aan de samenleving en de politiek. Voorbeelden van grondrechten zijn:
474 notabelen bij een in Amsterdam om een nieuw grondwet ontwerp te maken. Willem de 1e is akkoord en wordt soeverein Vorst
1840 Willem de II is koning.
Het is een tijd waarin burgers overal in europa strijden voor mee vrijheid en mensenrechten. De macht van de koningshuizen ligt onder vuur.
1848
Er breken revoluties uit in Frankrijk, Oostenrijk, Hongarije en Zweden. Koning Willem II wil een revolutie in Nederland voorkomen en vraagt een commissie een mee liberale grondwet te ontwerpen.
Thorbecke komt met ingrijpende aanpassingen
De koning is niet langer verantwoordelijk
Maar de ministers
De tweede kamer krijgt meer invloed en wordt gekozen
De moderne democratie krijgt hier vorm.
1887
tegen de wil van koning Willem III wordt het kiesrecht uitgebreid.
Pacificatie jaar 1917
Er vindt een uitruil plaatst van belangrijke politieke eisen tussen de 3 grootste politieke stromingen: socialisten, liberalen en de conventionele.
In de grondwet verandert het volgende:
- Al het onderwijs wordt gefinancieerd door de overheid: openbaar onderwijs en onderwijs met een geloofsovertuiging.
- Het kiesrecht wordt uitgebreid: mannen boven de 23 jaar mogen nu ook stemmen
- Er komt een nieuw kiesstelsel.
1983 worden er belangrijke grondrechten toegevoegd:
Sociale grondrechten zijn meestal niet afdwingbaar bij de rechter, maar klassieke grondrechten wel. Zo kan een burger een kort geding aanspannen als een gemeente zonder goede redenen een demonstratie wil verbieden.
In een rechtsstaat maken rechters de wetten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Onjuist; dit doet de overheid.
In de 2e kamer komt een wetsvoorstel binnen. Als ze hier akkoord zijn moet het nog aangenomen worden door de eerste kamer.
In een rechtsstaat mag je kritiek hebben op de overheid
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Dit heeft te maken met: vrijheid van meningsuiting.
Je mag zeggen wat je vindt.
In een rechtsstaat moeten ministers zich ook aan de wet houden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Juist; wanneer een minister zich niet aan een wet houdt kan hij ter verantwoording worden geroepen in de tweede kamer.
Scheiding der machten
De wetgevende macht: de regering en Staten generaal (eerste en tweede kamer.
De uitvoerende macht: de regering
De rechterlijke macht: de rechters (en het Openbaar Ministerie in Nederland)
Slide 14 - Tekstslide
De machten hebben ieder hun eigen bevoegdheden en zelfstandigheid. Bovendien is er geen macht die hiërarchisch duidelijk boven de andere machten staat. Al deze machten afzonderlijk hebben ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de burger verantwoordelijkheden door middel van ingebouwde controlemechanismen.
De uitvoerende macht is verantwoording schuldig aan de wetgevende macht, de wetgevende macht is vervolgens verantwoording verschuldigd aan de burgers. De burgers hebben invloed op de wetgevende macht door middel van verkiezingen.
De rechterlijke macht controleert vervolgens de uitvoering van wetten en regelgeving, en arbitreert bij conflicten tussen de machten.
De macht van de overheid is begrensd, ook zij moeten zich namelijk aan de wetten houden.
Grondrecht in perken?
De verschillende vrijheden en rechten zijn niet absoluut: een burger kan niet onbeperkt zijn gang gaan.
Slide 15 - Tekstslide
Geen absolute vrijheid
De verschillende vrijheden en rechten zijn niet absoluut: een burger kan niet onbeperkt zijn gang gaan.
Er bestaat bijvoorbeeld vrijheid van godsdienst, maar dat betekent niet dat een burger overal en altijd zijn geloof vrij kan uitoefenen. Die vrijheid kan worden beperkt als er bijvoorbeeld sprake is van verstoring van de openbare orde. Bij een aantal artikelen in de grondwet staat dan ook: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. Dat betekent dat een beperking van een grondrecht door de overheid soms mogelijk is. Dit moet dan wel in een aparte wet worden geregeld.