11e les

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

AUJOURD' HUI 

• Nieuw: Het lidwoord page 25, 26, 27
  
• IL(S)/ ELLE(S) page 28
• bouwen met woorden 

SO woensdag 13 oktober

•  App 1 tm5 page 38,39, 40.
• Proef SO woensdag 6 oktober 
• vanaf maandag 4 oktober herhalingen/révisions

LATIJN LEERLINGEN 

• EXTRA huiswerk voor dinsdag 5 oktober.
• Je hebt  één week de tijd om dit extra huiswerk te maken. 
• Email mij indien er vragen zijn. 

Livre page 25   -  Boek p. 25

thiememeulenhoff.bbvms.com

Het lidwoord (de, het, een) 

• In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige woorden.
• Voor een mannelijk woord staat le of un.
•  Voor een vrouwelijk woord staat la of une.
•  Voor meervoudswoorden gebruiken we les of des.

Het lidwoord (de, het, een) (1)

• De lidwoorden "de" en "het" vertaal je met le of la 
  mannelijk (m)                                             vrouwelijk (f)
  le collège                                              la classe

• voor een klinker of stomme h verandert le en la in l'.
  l'ami (m)     l'hôtel     l'amie (f)
• Bij meervoud is het lidwoord les
  les filles  les arbres  les hôtels

Het lidwoord (de, het, een) (2)

• Het lidwoord "een" vertaal je met un of une
  mannelijk (m)                                             vrouwelijk (f)
  un collège                                              une classe

• Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord.
  In het Frans gebruik je "des".
  des filles        X meisjes
  des amis        X vrienden   

la fille ---> les filles

une fille --> des filles 

In het meervoud 

komt er achter het zelfstandig naamwoord een -s

Exercice 16 A page 25

• 1 la piscine
• 2 le camping
• 3 le terrain de foot
• 4 la maison
• 5 un arbre
• 6 un restaurant
• 7 un hôtel
• 8 une terrasse

Exercice 16 B 3 page 25

Exercice 16 B 4-5 page 25

• 4 l’hôtel
•  Het woord begint met een h die je niet uitspreekt. De volgende letter is een klinker.
• 5 Les wordt vertaald met de
• 5 des wordt niet vertaald.

Exercice 16 B 4-5 page 25

• 4 l’hôtel
•  Het woord begint met een h die je niet uitspreekt. De volgende letter is een klinker.
• 5 Les wordt vertaald met 
• 5 des wordt niet vertaald.

Hoe spreek deze woorden je uit? 

• de           des
• le             les
• le             la

• un            une

  

Aan het werk!  Travaillez! 

 stil in de klas

• Maak Exercice 16 C et 16 D page 27
• Lees 1.3 IL(S)  en ELLE(S)  page 28
• Maak exercice 16 E
• Snel klaar? Probeer Feuilleton page 43 te lezen. 

Exercice 16 C. 1

• 1 le
• 2 la
• 3 l'
• 4 l'
• 5 les

Exercice 16 C. 2

• 1 un
• 2 une
• 3 une
• 4 un
• 5 des

Exercice 16 D

• 1 l’école
• 2 la classe
• 3 les textes
• 4 des garçons
• 5 l’ami
• 6 des hôtels
• 7 un quartier
• 8 les maisons

Het persoonlijk voornaamwoord

IL(S)    ELLE(S)

• Met IL of ILS verwijs je naar een mannelijk woord.
• Met ELLE of ELLES verwijs je naar een vrouwelijk woord.
• Ook bij dingen gebruik je il(s) en elle(s)
• Als je verwijst naar mannelijke en vrouwelijke dingen/personen, gebruik ils.
  voorbeeld: Paul et Sophie sont au collège. Ils sont au collège. 

Exercice 16 E

• 1 elle
• 2 ils
• 3 elle
• 4 ils
• 5 elle
• 6 elles

Vocabulaire de classe page 24

exercice 14 page 24