10e les

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

AUJOURD' HUI 

• Huiswerk check met dobbelsteen
   (contrôle des devoirs avec le dé)
• Herhalen/ révision: être
  Exercice 8E en 8F nakijken
• Nieuw: Het lidwoord page 25, 26, 27
• IL(S)/ ELLE(S) page 28

randomnummer.nl

quizlet.com

LATIJN LEERLINGEN 

• EXTRA huiswerk voor dinsdag 5 oktober.
• Je hebt  één week de tijd om dit extra huiswerk te maken. 
• Email mij indien er vragen zijn. 

Vocabulaire de classe page 24

exercice 14 page 24

thiememeulenhoff.bbvms.com

ÊTRE

thiememeulenhoff.bbvms.com

En ken je de présent (tegenwoordige tijd) 

van être nog?

être Exercice 8E page 47

• 1 je suis
• 2 elle est
• 3 vous êtes
• 4 tu es
• 5 elles sont
• 6 c’est

être Exercice 8F page 47

1 Tu es

2 je suis

3 il est

4 Ils sont

5 Vous êtes

6 c’est

7 Nous sommes

8 On est

Livre page 25   -  Boek p. 25

thiememeulenhoff.bbvms.com

Exercice 16 A page 25

• 1 la piscine
• 2 le camping
• 3 le terrain de foot
• 4 la maison
• 5 un arbre
• 6 un restaurant
• 7 un hôtel
• 8 une terrasse

Exercice 16 B 1&2 page 26

• a        de jongen  --> b      de jongens
• c        het meisje --> d      de meisjes
•  e       een jongen --> f           jongens
• g       een meisje --> h            meisjes

• Voor een mannelijk woord staat le of un.
•  Voor een vrouwelijk woord staat la of une.
•  Voor meervoudswoorden gebruiken we les of des.

Exercice 16 B 3 page 25

Exercice 16 B 4-5 page 25

• 4 l’hôtel
•  Het woord begint met een h die je niet uitspreekt. De volgende letter is een klinker.
• 5 Les wordt vertaald met de
• 5 des wordt niet vertaald.

Exercice 16 B 4-5 page 25

• 4 l’hôtel
•  Het woord begint met een h die je niet uitspreekt. De volgende letter is een klinker.
• 5 Les wordt vertaald met 
• 5 des wordt niet vertaald.

Hoe spreek deze woorden je uit? 

• de           des
• le             les
• le             la

• un            une

  

thiememeulenhoff.bbvms.com

la fille ---> les filles

une fille --> des filles 

In het meervoud 

komt er achter het zelfstandig naamwoord een -s

Aan het werk!  Travaillez! 

 stil in de klas

• Maak Exercice 16 C et 16 D page 27
• Lees 1.3 IL(S)  en ELLE(S)  page 28
• Maak exercice 16 E
• Snel klaar? Probeer Feuilleton page 43 te lezen. 

Exercice 16 C. 1

• 1 le
• 2 la
• 3 l'
• 4 l'
• 5 les

Exercice 16 C. 2

• 1 un
• 2 une
• 3 une
• 4 un
• 5 des

Exercice 16 D

• 1 l’école
• 2 la classe
• 3 les textes
• 4 des garçons
• 5 l’ami
• 6 des hôtels
• 7 un quartier
• 8 les maisons

Exercice 16 E

• 1 elle
• 2 ils
• 3 elle
• 4 ils
• 5 elle
• 6 elles

Het persoonlijk voornaamwoord

IL(S)    ELLE(S)

• je gebruikt ze bij personen én dingen (of zelfstandige naamwoorden)
• Met IL of ILS verwijs je naar een mannelijk woord.
• Met ELLE of ELLES verwijs je naar een vrouwelijk woord.