BAE02 les 2

Boekingsstukken
Dit zijn bewijsstukken van financiële feiten.
  • Rekening of factuur bij aankoop
  • Dagafschrift van de bank
  • Rekening of factuur bij verkoop
  • Kasbewijs
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfsadministratieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Boekingsstukken
Dit zijn bewijsstukken van financiële feiten.
  • Rekening of factuur bij aankoop
  • Dagafschrift van de bank
  • Rekening of factuur bij verkoop
  • Kasbewijs

Slide 1 - Tekstslide

Financiële feiten verwerk je in een vierstappenplan
Stap 1:
Beantwoorden van 4 vragen

Stap 2:
Stap 1 verwerken in een schema

Stap 3:
Nieuwe balans maken

Stap 4:
Controleer de balans op evenwicht.

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1!
  1.  Wat voor financieel feit is het? (Denk aan inkoop, verkoop, hoe wordt betaald, aan wie betaal je?)
  2. Om welk bedrag gaat het?
  3. Welke balansrekeningen veranderen?
  4. Hoe ziet de nieuwe balans eruit?

Slide 3 - Tekstslide

Stap 2: vul dit schema in

Slide 4 - Tekstslide

Stap 3 en 4
  • Stap 3: verwerk de gegevens van stap 2 in je balans

  • Stap 4: controleer of je balans nog in balans is

Slide 5 - Tekstslide

Administreren bij inkoop
Wanneer je inkoopt bv. voorraad goederen of inventaris, ontvang je een rekening. Dit noemen we een factuur of nota. Hoe boek je dit in?
Door naar een voorbeeld!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Administreren bij verkoop
Bij verkoop maak je zelf een factuur. Hier maak je altijd een kopie van!

Eentje voor jou en eentje voor de klant.

Slide 11 - Tekstslide

Verkoopfactuur

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Kosten per bank 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Je kan ook inkopen of verkopen via de kas
Bij inkoop:
Je krijgt een kwitantie of kasstuk = een bewijs dat je hebt betaald. 

Bij verkoop:
Alle contante verkopen worden bij elkaar opgeteld
  • X-bon: tussendoor kijken in de kassa
  • Z-bon: overzicht met alle verkopen via de kas (eens per dag, week of maand)


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Je kan ook inkopen of verkopen via de bank
Bewijs hiervan is een bankafschrift of dagafschrift. 


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
Duurzame productiemiddelen worden minder waard. Zo was deze bedrijfsauto hiernaast in 2015 nog €20.000 waard en nu nog maar €5.000.

Wat is de afschrijving?

Slide 22 - Tekstslide

Memostuk
Voor afschrijvingen maak je zelf een intern boekingsdocument. Dit noemen we ook wel memoriaalstuk, zoals hiernaast!

Laten we deze door het vierstappenplan halen!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Winst-en-verliesrekening
  • Ook wel resultatenrekening genoemd 
  • Geeft inzicht in de kosten en opbrengsten van een onderneming én of er winst of verlies is gemaakt in een periode 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Winst-en-verliesrekening
  • Als de winst-en-verliesrekening in balansvorm wordt opgesteld dan moet totaalbedrag debet- en creditzijde in balans zijn
  • Bereken het totaalbedrag van beide kanten. Bereken het verschil tussen beide kanten  dit is winst of verlies. Voeg de post winst of verlies toe met het berekende verschil 
  • Opbrengsten > kosten = winst 
  • Kosten > opbrengsten = verlies

Slide 28 - Tekstslide

W-e-v in paginavorm

Slide 29 - Tekstslide

Zelfstudie
Lees op pagina 59 en 60 over begrippen als:
  • Offertes
  • Orders of bestellingen
  • Orderbevestiging
  • Pakbon
  • Aanmaning of betalingsherinnering

Slide 30 - Tekstslide

Verkoop administreren 
Je maakt zelf een factuur 
Je vermeld hier een factuurnummer op. 
Je hebt te maken met debiteuren en dus ook inkomsten 

Slide 31 - Tekstslide

Stappenplan 
Stap 1
  • Wat voor financieel feit?
  •  Een verkoop
  •  Op rekening
  •   aan debiteur Gijbert
  • Welk bedrag?
  •   € 745,00
  •  Wat veranderd er op de balans? 
  • Debiteuren neemt toe met €745,00
  • voorraad goederen neemt af met .... 
  • Wat is het resterende bedrag? 

  • Brutowinst!! 745 - 625 = €120 extra Eigen Vermogen 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Kosten per bank betalen 
Welke kosten heeft een bedrijf? 
- Energiekosten 
- Internet/telefoon kosten 
- Personeelskosten
- Onderhoudskosten etc. 

Slide 34 - Tekstslide

Finaciele feiten
Stap 1
  • Wat voor financieel feit?
  •  2 uitgaven 
  •  per bank 
  •   aan Electric Energy en KPN 
  • Welk bedrag?
  •   €200 en €110
  •  Wat veranderd er op de balans?
  • Door betaling neemt schuld bij ING toe met €310 
  • Welke rekening veranderd nog meer? 
  • Eigen vermogen neemt af met €310 (is ook logisch want het zijn kosten)


Slide 35 - Tekstslide

Stap 2 t/m 4 

Slide 36 - Tekstslide