In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
NEDERLANDS
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Beeldspraak
PWS
Rapportbespreking
Opdrachten
--> Theorie ophalen --> Oefenen met theorie --> je komt erachter wat je nog moeilijk vindt
Slide 2 - Tekstslide
Weten jullie nog wat beeldspraak is?
Slide 3 - Woordweb
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik
beeldspraak is ook een stijlfiguur: hiermee maak je je taal mooier en interessanter
Slide 4 - Tekstslide
Beeldspraak
2 categorieën:
-Metafoor
- Metonymia / metonymie
Slide 5 - Tekstslide
Metaforen
--> Vergelijking met een verbindingswoord
--> Zuivere metafoor
--> Personificatie
--> Synesthesie
--> Homerische vergelijking
Slide 6 - Tekstslide
Vergelijking:
Een vergelijking herken je aan de woorden 'als' en 'net'. Hij is zo rood als een kreeft. Ze is net (als) een nachtegaal. Ook bij de woorden 'van een' kun je denken aan een vergelijking: hij is een beer van een vent.
Slide 7 - Tekstslide
Zuivere metafoor:
Bij een metafoor zijn de woorden 'als' of 'van een' weggelaten. Wél worden er twee dingen vergeleken: "Het is hier een zwijnenstal!" roept moeder, als ze Tommy's kamer ziet.
Slide 8 - Tekstslide
Personificatie
Aan levenloze zaken (dingen) wordt een menselijke eigenschap toegekend: de oude auto kwam hoestend en proestend op gang.
Stofdeeltjes dansten door de lucht.
Slide 9 - Tekstslide
Metonymia
Je zegt niet rechtstreeks wat je bedoelt, maar gebruikt een woord dat ermee te maken heeft. Je noemt een deel van het geheel.
-Even de koppen tellen. -Ik zou wel een Rembrandt willen hebben
Slide 10 - Tekstslide
Metonymia (enkele)
--> Deel i.p.v. geheel
--> Geheel i.p.v. deel
--> Abstract i.p.v. concreet
--> Concreet i.p.v. abstract
--> Voorwerp i.p.v. inhoud
--> Stof i.p.v. voorwerp
--> Enkelvoud i.p.v. meervoud
--> Eponiem
Slide 11 - Tekstslide
metonymia = alleen beeld aanwezig, beeld heeft niet iets gemeenschappelijk met object (andere relatie)
Andere relaties:
Je noemt maker ipv product Ik heb een echte Van Gogh
Je noemt materiaal ipv product Even de ijzers onderbinden
Je noemt verpakking ipv inhoud Mag ik nog een kopje?
Je noemt een deel ipv geheel De neuzen tellen
Je noemt geheel ipv deel Nederland won 1-0 van Duitsland
Slide 12 - Tekstslide
Je bedoelt de inhoud, maar noemt het voorwerp: "Zullen we een blikje kopen?"
Slide 13 - Tekstslide
Je bedoelt het geheel, maar noemt het deel: "Die snor deelt de ene na de andere bekeuring uit!"
Slide 14 - Tekstslide
Je bedoelt het meervoud, maar noemt het enkelvoud: "De vrouw gebruikt vaker make-up dan de man."
Slide 15 - Tekstslide
Je bedoelt het bezit, maar noemt de bezitter: "De buren hebben lekkage." (Je bedoelt dat het huis van de buren lekt.)
Slide 16 - Tekstslide
Even oefenen........
Slide 17 - Tekstslide
Een vergelijking herken je aan:
A
het woordje '(net) als'
B
het woordje 'met'
C
het woordje 'als', of 'van een'
D
het woordje 'vergeleken'
Slide 18 - Quizvraag
'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
homerische vergelijking
D
personificatie
Slide 19 - Quizvraag
'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie
Slide 20 - Quizvraag
'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie
Slide 21 - Quizvraag
'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymie
D
vergelijking
Slide 22 - Quizvraag
'Je brief glimlachte me toe' Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 23 - Quizvraag
De laatste loodjes wegen het zwaarst.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 24 - Quizvraag
De hockeydames wonnen goud op de Spelen. Dit is een...
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 25 - Quizvraag
Deze les is net zo leuk als een bezoek aan de Efteling. Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 26 - Quizvraag
Het leven is als een doos bonbons.
Dit is een
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 27 - Quizvraag
Wij hebben een Herman Brood boven de bank hangen. Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 28 - Quizvraag
Bij een metafoor is altijd sprake van een beeld en een object. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Moskou reageert fel op de kritieken.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie
Slide 30 - Quizvraag
De toekomst lacht ons toe.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie
Slide 31 - Quizvraag
Welk onderdeel of onderwerp van deze les vond het lastigst?
Slide 32 - Open vraag
Slide 33 - Video
Bedankt!
Vragen?
Leerlingen in de les: PWS en rapportavond. Daarna: opdracht 2 en 6 (P. 82-83)
Leerlingen online: werk nog even aan je leerplan in NUMO