week 38




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 38

timer
1:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- de persoonsvorm vinden in de zin door de vraagproef, tijdproef en getalsproef te gebruiken.
- de zin in zinsdelen verdelen.

Klaar?
- puzzel!
Vandaag:
- uitleg over zinsdelen en pv
- zelfstandig verder werken
Je legt klaar:
- iPad
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §1: h: 1, 2, 3, 4, 5, 6  /  v: 1, 2, 3, 4, 5, 6.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 38

timer
1:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- de persoonsvorm vinden in de zin door de vraagproef, tijdproef en getalsproef te gebruiken.
- de zin in zinsdelen verdelen.

Klaar?
- puzzel!
Vandaag:
- uitleg over zinsdelen en pv
- zelfstandig verder werken
Je legt klaar:
- iPad
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §1: h: 1, 2, 3, 4, 5, 6  /  v: 1, 2, 3, 4, 5, 6.

Slide 1 - Tekstslide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Hoe vind ik de persoonsvorm (pv)?
1. Vraagproef. Zin vragend maken, de persoonsvorm komt dan meestal vooral te staan. Komt er een vraagwoord vooraan? Dan is het tweede woord de persoonsvorm. Ik ga gamen; ga ik gamen?
2. Tijdproef. Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat veranderd, is de persoonsvorm. Ik bak een taart; ik bakte een taart.
3. Getalsproef. Verander het getal van de zin. Het werkwoord dat veranderd, is de persoonsvorm. Ik fiets naar school; wij fietsen naar school.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind ik de zinsdelen?
pv (persoonsvorm) = vraagproef    tijdproef  getalsproef
wg (werkwoordelijk gezegde) = alle werkwoorden in de zin
ow (onderwerp) = wie/wat + pv + wg?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe verdeel ik de zin in zinsdelen?
1. streepjes om de pv -> altijd één woord + altijd een werkwoord
2. alle woorden voor de pv zijn samen een zinsdeel
3. verwissel ieder woord dat na de pv staat met het eerste zinsdeel. Wordt de zin raar? Pak dan het volgende woord er ook bij, totdat de zin klopt.
4. ga zo door tot je alle zinsdelen hebt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoorbeeld:
We hebben vanochtend lekkere koekjes gebakken in de oven voor de nieuwe buren.
  • Hebben we lekkere koekjes gebakken? (vraagproef)
  • We hadden lekkere koekjes gebakken. (tijdsproef)
  • Ik heb lekkere koekjes gebakken. (getalsproef)

pv = hebben

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind ik het onderwerp (ow)?
wie/wat + persoonsvorm?

We hebben vanochtend lekkere koekjes gebakken in de oven voor de nieuwe buren.
  • wie hebben (gebakken)? -> we

ow = we


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind ik het werkwoordelijk gezegde (wg)?
alle werkwoorden in de zin

We hebben vanochtend lekkere koekjes gebakken in de oven voor de nieuwe buren.


wg = hebben gebakken


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind ik het lijdend voorwerp (lv)?
wie/wat + pv + ow + wg?

We hebben vanochtend lekkere koekjes gebakken in de oven voor de nieuwe buren.
  • wie/wat hebben we gebakken?

lv = lekkere koekjes


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp (mv)?
aan/voor wie + pv + ow + lv + wg?

We hebben vanochtend lekkere koekjes gebakken in de oven voor de nieuwe buren.
  • aan/voor wie hebben we lekkere koekjes gebakken?

mv = voor de nieuwe buren


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind ik de bijwoordelijke bepaling (bwb)?
tijd, plaats of reden -> antwoord op de vraagwoorden: wanneer, waar, waardoor, waarheen, hoe, hoe lang, hoe ver, etc.
We hebben vanochtend lekkere koekjes gebakken in de oven voor de nieuwe buren.
  • wanneer, waar?

mv = vanochtend; in de oven


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind ik de zinsdelen?
pv = vraagproef, tijdsproef, getalsproef
ow = wie/wat + pv
wg = alle werkwoorden in de zin
lv = wie/wat + pv + ow + wg
mv = aan/voor wie + pv + ow + lv + wg
bwb = tijd, plaats of reden: wanneer, waar, waardoor, hoe, etc.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

brood - gist; volkoren; zoetwaren
circus - trapeze; arena; grimeren
feest - guirlande; festijn; genodigden
kermis - vermaak; attractie; exploitant
voetbal - arbiter; schwalbe; doelman

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies