Epilepsie

Epilepsie
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Epilepsie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • De student  beschrijft de definitie van Epilepsie
  • De student benoemt de oorzaken van epilepsie
  • De student beschrijft de kenmerken van Gegeneraliseerde epilepsie
  • De student benoemt de kenmerken van Partiële epilepsie
  • De student beschrijft hoe iemand te begeleiden met epilepsie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij van Epilepsie?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is epilepsie
A
Insult
B
Storing in de hersenfunctie
C
Koortsstuip
D
Hersenbeschadiging

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken
  • Erfelijke factoren
  • Veroudering (hersenaandoeningen)
  • Verstandelijke beperking ( 30% heeft epilepsie)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Epilepsie en verstandelijke beperking
  • Ongeveer 30% van zorgvragers met verstandelijke beperking heeft epilepsie
  • Hoe ernstiger de beperking hoe meer kans op epilepsie
    Epilepsie kan leiden tot:
  • Afname geestelijke vermogens, 
  • Ziekte van Alzheimer 
  • Syndroom van Down

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verstandelijke beperking wordt vaak veroorzaakt door een stoornis in de hersenen. Deze hersenstoornis vergroot de kans op epilepsie. Daardoor komt epilepsie meer voor bij mensen met een verstandelijke beperking. Hoe ernstiger de verstandelijke beperking, hoe vaker epilepsie voorkomt. Toch hebben niet alle mensen met een verstandelijke beperking epileptische aanvallen. Blijkbaar veroorzaken niet alle hersenstoornissen epilepsie. Sommige kinderen krijgen in hun eerste jaar ernstige epileptische aanvallen. De ontwikkeling kan dan achteruitgaan. In dat geval kunnen de epileptische aanvallen de oorzaak zijn van de verstandelijke beperking. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar begint epilepsie?
A
Ruggenmerg
B
Zenuwen in de rug
C
Hersenen
D
Wervelkolom

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat hoort bij epilepsie ?
A
Aanvallen
B
Bloed krijgen
C
Spelen
D
Dansen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verzorgende aspecten
  • Controle op verwondingen (tongbeet);
  • Persoon niet in bedwang houden;  
  • Lichamelijke zorg;
  • Stabiele zijligging (na aanval); 
  • Alarmeren;
  • Rust geven; 
  • Vragen waar behoefte aan is; 
  • Kijken waardoor aanval veroorzaakt is; 
  • Wat rapporteer je? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gegeneraliseerde epilepsie
  • Myoclonische aanvallen
  • Absences
  • Atonische aanvallen 
  • Tonisch-clonische aanvallen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Myoclonische aanvallen
  • Deze aanvallen gaan gepaard met snelle, schokkende bewegingen van spiergroepen. 
  • Ze kunnen mild zijn, zoals een schok in de arm, of ernstiger met hevige spierschokken door het hele lichaam.
  • Als de spierschokken hevig zijn, kan iemand vallen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Absences
  • Absences zijn korte periodes van bewustzijnsverlies die vaak voorkomen bij mensen met gegeneraliseerde epilepsie, vooral bij kinderen
  • Tijdens een absence lijkt de persoon tijdelijk afwezig te zijn en kan de omgeving lijken te vervagen. 
  • Absences kunnen verschillende seconden tot een halve minuut duren.
  • Worden meestal niet gevolgd door een verwardheidsperiode.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden gedragingen tijdens absences 
  • Staren: De persoon staart plotseling in de ruimte zonder enige reactie op externe prikkels. Ze lijken niet meer te luisteren naar wat er om hen heen gebeurt.

  • Onderbreking van gesprek of activiteit: Als iemand een gesprek voert of een activiteit uitvoert, kan hij of zij plotseling stoppen met praten, met een lege blik in de ogen.
  • Onbewuste bewegingen: Soms gaan absences gepaard met kleine, automatische bewegingen, zoals lippen likken, friemelen met kleding, of herhalende handbewegingen.
      

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden gedragingen tijdens absences (2)
  • Plotselinge stilte: Als iemand aan het praten is, kan hij of zij plotseling stoppen met spreken en niets zeggen gedurende enkele seconden tot een minuut.

  • Onvermogen om taken voort te zetten: Tijdens een absence kan de persoon stoppen met wat hij of zij aan het doen was, zoals schrijven of tekenen, en vervolgens de activiteit niet voortzetten alsof er een kortstondige onderbreking was. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Atonische aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen verliest de persoon plotseling de spierspanning, wat kan leiden tot vallen zonder waarschuwing. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tonisch-clonische aanvallen
  • Ook bekend als grand mal-aanvallen
  • Deze zijn vaak hevig en betrekken het hele lichaam
  • De tonische fase wordt gekenmerkt door spierstijfheid, gevolgd door de clonische fase met schokkende bewegingen
  • Na de aanval kan de persoon gedesoriënteerd en vermoeid zijn. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering over het tonisch-clonisch insult is waar?
A
Schokken zien we bij de tonische fase, verkramping tijdens de clonische fase
B
Verkramping zien we tijdens de tonische fase, schokken tijdens de clonische fase

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Partiële eileptie
  • Eenvoudige partiële aanvallen
  • Complexe partiële aanvallen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eenvoudige partiële aanvallen
  • Deze aanvallen beginnen in een specifiek deel van de hersenen 
  • Veroorzaken lokale symptomen, zoals:
  • Tintelingen, 
  • Spierkrampen 
  • Vreemde geuren of smaken. 
  • Het bewustzijn blijft behouden. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complexe partiële aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen ervaart de persoon veranderingen in het bewustzijn, 
  • Mogelijk onwillekeurige bewegingen zoals kauwen, slikken, frunniken aan kleding, en complexe handelingen. 
  • Na de aanval kan de persoon zich verward en vermoeid voelen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De oorzaak van epilepsie is.....
A
Overgewicht
B
Verstoring prikkeloverdracht in de hersenen
C
Verstoring bewegingsmechanisme
D
Slaaptekort

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

is epilepsie dodelijk ?
A
Zeker weten
B
Nee hoor
C
Mogelijk
D
Dat is onbekend

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eventuele triggers
  • Overmatig alcoholgebruik en drugs;
  • Slaaptekort;
  • De periode voor of na spanningen/emoties/stress;
  • Hormonale veranderingen
  • Lichtflitsen 
  • Temperatuurswisseling zoals bij koorts;
  • Het niet innemen van de medicatie.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het allerbelangrijkst bij epilepsie?
A
Aanval voorkomen
B
Middel met zo min mogelijk bijwerkingen
C
Geen interacties
D
Juiste stof en dosis ongeacht fabrikant

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leefregels bij epilepsie
  • Vermijd alcohol en drugs.
  • Zorg voor voldoende slaap en vermijd slaaptekort.
  • Beheers stress met ontspanningstechnieken.
  • Vermijd knipperende lichten en andere visuele triggers.
  • Neem veiligheidsmaatregelen in huis, vooral in de keuken en badkamer.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van iemand met epilepsie
  • Emotionele Ondersteuning: Leven met epilepsie kan emotioneel uitdagend zijn. Emotionele steun van familie, vrienden en ondersteunende professionals kan helpen omgaan met angst, stress en depressie.


  • Zelfmanagement: Het aanleren van zelfmanagementtechnieken helpt mensen met epilepsie om hun aandoening beter te begrijpen, hun gezondheid te monitoren en hun medicatie te beheren. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van iemand met epilepsie 2
  • Levensstijl en Gezondheid: Begeleiding over een gezonde levensstijl, inclusief voldoende slaap, stressmanagement, lichaamsbeweging en voeding, kan helpen bij het verminderen van aanvalsfrequenties.


  • Veiligheid: Het bieden van richtlijnen voor veiligheid, vooral bij activiteiten zoals zwemmen, autorijden en koken, helpt om risico's te verminderen 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van iemand met epilepsie 3
  • Juridische en Sociale Hulp: In sommige gevallen kunnen mensen met epilepsie juridische en sociale bijstand nodig hebben, bijvoorbeeld bij het aanvragen van uitkeringen of het omgaan met discriminatie op het werk.

  • Zelfhulpgroepen: Deelname aan zelfhulpgroepen biedt mensen met epilepsie de mogelijkheid om ervaringen te delen, ondersteuning te bieden en zich verbonden te voelen met anderen die vergelijkbare uitdagingen hebben

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten bij de begeleiding

Slide 36 - Woordweb

  • Observeren
  • Veilige omgeving
  • aanspreken
  • verstikkingsgevaar
  • ondersteunen bij acceptatie gevolgen epilepsie
  • passende activiteiten aanbieden
  • prikkelarme omgeving
  • Controleren op verwondingen na aanval
  • Lichamelijke verzorging na aanval (verlies urine)
  • Medicatie toedienen (protocol)
  • Medische hulp inschakelen
  • Goed rapporteren
  • Dagboekje bijhouden
Behandeling epilepsie

Slide 37 - Tekstslide

Bij nervus vagus stimulatie (NVS) leggen we een elektrode om de linker nervus vagus. Als we de nervus vagus met een elektrisch stroompje kunstmatig prikkelen, gaan signalen door deze zenuw naar de hersenen. Deze signalen onderdrukken de epileptische aanvallen in de hersenen.

Het ketogeen dieet is een vetrijk dieet dat een positief effect kan hebben op mensen met epilepsie123. Het dieet kan leiden tot een afname van epileptische aanvallen bij kinderen en/of volwassenen met therapieresistente epilepsie4. Het dieet werkt door het veranderen van de energiebron en de zuurgraad van de hersenen, waardoor de aanmaak van neurotransmitters wordt beïnvloed53. Het dieet is een mogelijke behandeling als de medicijnen tegen epilepsie niet goed werken of te veel bijwerkingen hebben2.
Eerste hulp bij epilepsie
  • Blijf kalm en geruststellend.
  • Bescherm de persoon door scherpe of gevaarlijke objecten te verwijderen.
  • Leg de persoon voorzichtig op de grond.
  • Plaats kussens of zachte voorwerpen onder het hoofd.
  • Zorg voor ruimte rond de persoon door obstakels te verwijderen.
  • Draai de persoon op de zij om te voorkomen dat braaksel de luchtweg blokkeert. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste hulp bij epilepsie 2
  • Houd de tijd bij. Als de aanval langer dan vijf minuten duurt, bel dan een ambulance.
  • Let op de ademhaling. Begin met reanimeren als de ademhaling stopt en je bent getraind om dit te doen.
  • Bied bescherming en warmte na de aanval.
  • Houd toeschouwers op afstand en zorg voor rust voor de persoon na de aanval.
  • Maak aantekeningen over de duur en het verloop van de aanval voor medische professionals. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vormen van epilepsie zijn er?
A
Clonische, tonische en atonische epilepsie.
B
Partiële en complexe epilepsie.
C
Gegeneraliseerde epilepsie en status epilepticus.
D
Partiële en gegeneraliseerde epilepsie.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bewustzijn is gedaald bij een:
A
Eenvoudig partiële aanval
B
Complex partiële aanval

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk onderzoek kan je de diagnose epilepsie stellen?



A
EMG
B
Bloedonderzoek
C
EEG
D
ECG

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen (anti-epilectia)
Levetiracetam: Merknaam: Keppra.
 
Valproïnezuur: Merknamen: Depakine, Orfiril.

Carbamazepine: Merknaam: Tegretol.

Lamotrigine: Merknamen: Lamictal, Dispers.

Fenytoïne: Merknaam: Epanutin
Topiramaat: Merknaam: Topamax.
  
Oxcarbazepine: Merknaam: Trileptal.

Clobazam: Merknaam: Frisium.

Ethosuximide: Merknaam: Zarontin.

Clonazepam: Merknaam: Rivotril.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen van de medicatie (anti-epileptica)
  • Misselijkheid;
  • Sufheid;
  • Traagheid; 
  • Braken;
  • Duizeligheid.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald?
  • De student beschrijft de definitie van Epilepsie
  • De student benoemt de oorzaken van epilepsie
  • De student beschrijft de kenmerken van Gegeneraliseerde epilepsie
  • De student benoemt de kenmerken van Partiële epilepsie
  • De student beschrijft hoe iemand te begeleiden met epilepsie 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies