1 freerunning
3 (1) hotel-, bioscoop- en casinocomplex; (2) springen van hoge stoepranden, maken salto’s op bankjes en halen ook nog andere acrobatische trucs uit
4 freerunners (de toelichting volgt na ‘zoals’)
5 Bijvoorbeeld: (1) hoogteverschillen, muurtjes en buizen (al. 3); (2) Maikel/Nino + de film (als ‘instanties’ waarvan/van wie je freerunning kunt leren).
6 maar
7 Het ziet er gevaarlijk uit. / Het lijkt gevaarlijk. ↔ Het is niet gevaarlijk.
8 (1) eerst; (2) vervolgens; (3) pas dan