Herhaling H1, H2 en H3 van lezen

Herhaling H1, H2, H3 en H4 van lezen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H1, H2, H3 en H4 van lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Herhalen leesvaardigheid:
* Het onderwerp bepalen
* Deelonderwerpen bepalen
* Inleiden, slot en hoofdgedachte
* Tekstverbanden en signaalwoorden


Slide 2 - Tekstslide

Hoe bepaal je het onderwerp van een tekst?
Elke tekst gaat ergens over; dat is het onderwerp

Je leest de tekst oriënterend. Het onderwerp vind je door te kijken naar: 
  • naar de titel
  • illustraties
  • tussenkopjes en
  • anders gedrukte woorden

Slide 3 - Tekstslide

Hoe bepaal je de deelonderwerpen van een tekst?
Een tekst is verdeeld in een inleiding, middenstuk en een slot

In het middenstuk (kern) worden verschillende delen van het onderwerp besproken:
  • soms bestaat een deelonderwerp uit één alinea
  • soms vormen meerdere alinea's samen een deelonderwerp. -> Dan staan er vaak tussenkopjes boven de tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Eerste deel van de tekst is de inleiding ->
voorbeeld of anekdote

Laatste deel van de tekst is het slot  -> 
korte samenvatting of een conclusie

Hoofdgedachte -> een volledig zin die het belangrijkste samenvat wat er over het onderwerpen wordt geschreven. -> precies lezen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een 'tekstverband'.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Tekstverbanden

  • chronologisch tekstverband
  • opsommend tekstverband
  • tegenstellend tekstverband
  • toelichtend verband

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag 
Maak opdracht 1 op blz. 103

We bespreken de opdracht over 15 min. 
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
1. freerunning
2. Eigen antwoord

3. (1) hotel-, bioscoop- en casinocomplex; (2) springen van hoge stoepranden, maken salto’s op bankjes en halen ook nog andere acrobatische trucs uit.

4. freerunners (de toelichting volgt na ‘zoals’)

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
5. Bijvoorbeeld: (1) hoogteverschillen, muurtjes en buizen (al. 3); (2) Maikel/Nino + de film (als ‘instanties’ waarvan/van wie je freerunning kunt leren).

6. maar

7. Het ziet er gevaarlijk uit. / Het lijkt gevaarlijk. ↔ Het is niet gevaarlijk.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
8 (1) eerst; (2) vervolgens; (3) pas dan



Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
10. (1) elf jaar geleden; (2) nu

11. Elf jaar geleden trainde er wel honderd man tegelijk bij station Kersenboogerd. ↔ Nu komen mensen niet meer zo snel van heinde en verre naar Hoorn.

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
12. Nu komen mensen niet meer zo snel van heinde en verre naar Hoorn. ↔ Op een gemiddelde zaterdag traint er vijf man bij station Kersenboogerd, onder wie de 15-jarige Kyle Pentney uit Bovenkarspel [dat ligt ongeveer 15 kilometer van Hoorn].

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 106 - 107
1. het toenemende sportschoolbezoek van jongens / steeds meer jongens naar de sportschool
2. eigen antwoord 

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4.3 - blz. 106 - 107
3a. obsessie (al. 2): ongewoon sterke belangstelling
b. staven (al. 3): bewijzen 
c. zitten in de piepzak (al. 3): maken zich zorgen 
d. adolescenten (al. 3): jongvolwassenen (15-20 jaar)
e. data (al. 4): gegevens
f. streven (al. 4): doel dat je probeert te bereiken

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4.3 - blz. 106 - 107

f. streven (al. 4): doel dat je probeert te bereiken
g. subtiel (al. 5): zeer klein
h. aanleg (al. 6): talent
i. proporties (al. 6): afmetingen
j. zich conformeren aan (al. 7): zich aanpassen aan

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4.3 - blz. 106 - 107

4. De inleiding bestaat uit alinea 1 en 2. In die alinea’s wordt het onderwerp geïntroduceerd.

5. De waarneming dat steeds meer jongens aan krachttraining doen om er goed uit te zien.


Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 106 - 107
6. (1) Onbegeleid aan zware gewichten hangen zou niet goed zijn voor jongeren in de groei. 
6. (2) Jongeren zouden makkelijk naar middelen grijpen die helpen bij het afslanken of bij de vorming van spieren, omdat ze in hun streven naar een gespierd bovenlijf te snel resultaten willen. 

7. het feit dat veel sportscholen de leeftijdsgrens voor een lidmaatschap verlaagden, met alle gevolgen van dien (zie het antwoord op vraag 6)



Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 106 - 107
8.  Ze denkt dat jongeren zonder deskundige begeleiding gaan experimenteren met afslank- en spiervormende middelen, en ze verwacht dat ze daardoor problemen zullen krijgen met hun gezondheid. 

9.  Via fitness een gespierd lichaam krijgen, is erg moeilijk (mening). Het kost veel tijd (argument), veel moeite (argument) en je moet er aanleg voor hebben (argument).



Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 106 - 107
10. gespierd, sterk, slank en succesvol.
11. Met ‘Slaaf van je spieren’ wordt bedoeld dat de omvang van je spieren je leven bepaalt. (Je bent niet ‘vrij’: je moet steeds maar naar de sportschool en, als het resultaat van de training niet voldoende is, ga je middelen gebruiken waarvan je slanker wordt of waarvan je spiervorming krijgt.) 

12. Steeds meer jongens gaan naar de sportschool om (te voldoen aan de eis om) er goed uit te zien. 




Slide 27 - Tekstslide


Je kunt nu verschillende verbanden in teksten herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 28 - Tekstslide