6.1 Scheiding in de industrie

Hs 6: Chemische industrie
6.1: Scheiding in de industrie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hs 6: Chemische industrie
6.1: Scheiding in de industrie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Vragen huiswerk vorige les
Terugblik scheidingsmethodes
Adsorptie
Chromatografie
Practicum

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik scheidingsmethodes
Bezinken en filtreren
Extraheren
Indampen
Destilleren

Slide 3 - Tekstslide

Bezinken en filtreren
Met bezinken en filtreren scheidt je een vaste stof uit een vloeistof.
Bij bezinken wacht je totdat de stof met de hoogste dichtheid naar de bodem is gezakt.

Bij filtreren filter je de vaste stof uit de vloeistof. Scheiding gaat hier op basis van deeltjesgrootte.

Slide 4 - Tekstslide

Extraheren
Bij extraheren maak je gebruik van een verschil in oplosbaarheid. 
Niet alle stoffen van bijvoorbeeld een theeblad lossen even goed op. Alleen de geur, kleur, en smaakstoffen lossen op. De rest van het blad niet. 
Bij extraheren maken we gebruik van een oplosmiddel. Dit is soms water, maar niet altijd.

Slide 5 - Tekstslide

Indampen 
Bij indampen scheiden we een opgeloste stof van een vloeistof.

We verwarmen onze oplossing totdat onze vloeistof verdampt, en onze opgeloste stof overblijft.

Scheiding gaat hier op basis van een verschil in kookpunt

Slide 6 - Tekstslide

Destilleren
Bij destillatie scheiden we twee opgeloste stoffen, voornamelijk vloeistoffen.

Door de vloeistoffen gecontroleerd te verwarmen, kan een temperatuur bereikt worden tussen de kookpunten van de vloeistoffen in. Vervolgens zal 1 van de 2 vloeistoffen gaan koken.

Scheiding gaat hier op basis van een verschil in kookpunt.

Slide 7 - Tekstslide

Adsorberen
Adsorberen en absorberen zijn twee begrippen die veel met elkaar te maken hebben, maar toch twee verschillende dingen zijn.
 

Absorberen kennen we wel: Wanneer bijvoorbeeld een spons water opneemt. Vervolgens vult de spons zich intern vervolgens met water.

Slide 8 - Tekstslide

Adsorberen
Bij absorberen wordt er een stof opgenomen door een absorptiemiddel. Denk bijvoorbeeld aan water en een spons.

Bij adsorptie wordt er geen stof opgenomen door een adsorptiemiddel, maar zal zich hechten aan de buitenkant van het adsorptiemiddel.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Adsorberen
Adsorptie wordt vaak uitgevoerd met actieve kool.
  
Actieve kool is een vorm van houtskool, die heel veel oppervlakte heeft. Hierdoor kunnen er heel veel moleculen hechten aan een actieve kool molecuul

Een voorbeeld hiervan is actieve kool om een filter te maken voor een aquarium, of het medicijn Norit.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Adsorberen
Adsorberen maakt gebruik van de aanhechtingsvermogen.

Niet elke stof hecht zich even goed aan actieve kool: Sommige stoffen hechten liever met actieve kool dan andere.

Je kan dus niet alle stoffen verwijderen met actieve kool.

Slide 13 - Tekstslide

Chromatografie
Om te testen of een bepaald product zuiver genoeg is, kan er gebruik gemaakt worden van chromatografie.

Er bestaan verschillende vormen van chromatografie. Een tot het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld is papierchromatografie.

Slide 14 - Tekstslide

Papierchromatografie
Bij papierchromatografie breng je wat mengsel van stoffen aan als een stip op een papiertje.

Vervolgens stop je dit papiertje in een loopvloeistof, die langzaam omhoog zal kruipen.

Het vloeistof beweegt en noemen we de mobiele fase. Het papier is de stationaire fase.

Slide 15 - Tekstslide

Papierchromatografie

Slide 16 - Tekstslide

Rf-Waarde
Elke stof heeft bij een bepaalde temperatuur, een bepaalde stationaire fase en een bepaalde loopvloeistof, een eigen Rf-waarde. De Rf-waarde is onafhankelijk van de tijd.  

De Rf-waarde is de afstand die de mengsel heeft afgelegd, afhankelijk van de afstand die de loopvloeistof heeft afgelegd.

Slide 17 - Tekstslide

Berekenen Rf-waarde
De Rf-waarde bereken je als volgt:

Je meet de afstand tussen het begin van de stip, en het midden van de stip (A).

Dit deel je door de afstand tussen het midden van het begin van de stip en de grens van het loopvloeistof (B).


Slide 18 - Tekstslide