Voortplanting dieren

Voortplanting
Voortplanting bij dieren
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 6-8

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Voortplanting
Voortplanting bij dieren

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van de les
Je kunt de verschillen, de voor- en nadelen benoemen tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting bij dieren

Slide 2 - Tekstslide

Wat is voortplanting?

-het maken van nakomelingen-
Alles wat leeft kan zich voortplanten, dus mensen, dieren en planten. Zo ontstaat er steeds nieuw leven.

De voortplanting zorgt ervoor dat mensen en dieren niet uitsterven.

Wij gaan kijken naar de manieren van voortplanting bij dieren


Slide 3 - Tekstslide

2 soorten
Geslachtelijke voortplanting
  • Hiervoor zijn een mannetje en een vrouwtje nodig

Ongeslachtelijke voortplanting
  • Dan maakt het diertje een soort kloon van zichzelf

Slide 4 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Eigenschappen moeder in ei
Eigenschappen vader in zaadje
Samenkomen = bevruchting

Nakomeling is uniek, met kenmerken van beide ouders.
Goed voor diversiteit en overlevings-kansen.



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

zaadje en eicel
bevruchting

Slide 7 - Tekstslide

levendbarend (vanaf 2:28)
eieren komen uit (vanaf 1:02)

Slide 8 - Tekstslide

Wat is levendbarend?

Slide 9 - Open vraag

soms gaat het anders...
De bevruchting gebeurt niet altijd met lijf-op-lijf contact. Er zijn een aantal uitzonderingen waarbij de eitjes buiten het lijf bevrucht worden, zoals bij bepaalde vissen.
Soms zijn dieren zowel mannelijk als vrouwelijk, zoals bij regenwormen.
En in 1 uitzondering is het mannetje zwanger!

Slide 10 - Tekstslide

Zwangere vrouwtjes vissen leggen eitjes (schieten kuit)
Mannentjes vissen zwemmen langs de eitjes en laten een wolkje zaad los. 
Uitwendige bevruchting

Slide 11 - Tekstslide

De regenworm is zowel mannelijk als vrouwelijk, bij paring bevruchten ze elkaar
De bevruchte eitjes komen terecht in de slijmerige ring die hij afstoot.  

Slide 12 - Tekstslide

Zeepaardjes
Na een uitgebreide paringsdans legt het vrouwtje haar eitjes in de buidel van het mannetje.
Daar bevrucht het mannetje de eitjes en vervolgens broedt hij de eitjes in zijn buidel uit.
Wanneer ze geboren worden, spuiten ze er met grote aantallen uit.

Slide 13 - Tekstslide

Welke termen gaan over zeepaardjes?
(2 kiezen!)
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
levendbarend
D
eierleggend

Slide 14 - Quizvraag

Ongeslachtelijke voortplanting
Bacteriën splitsen zich in 2-en
- maken dus een kloon 
Maar ook andere dieren kunnen dit klonen, veelal kleine ongewervelde dieren zoals bijen, wespen, mieren en bladluizen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Een zeester kan zich splitsen en daarna groeit de rest er weer aan.
Bij koningscobra's komt er zowel geslachtelijk als ongeslachtelijke voortplanting voor. Hij/zij kan dus een exacte kopie van zichzelf maken.

Slide 17 - Tekstslide

Honingbijen
Een bijzondere vorm van voortplanting.
Geslachtelijk: De werksters
Ongeslachtelijk: De darren

Speciale voeding: koningin

Slide 18 - Tekstslide

Welk dier maakt bij ongeslachtelijke voortplanting GEEN exacte kopie van zichzelf?
A
Zeester
B
Bladluis
C
Cobra
D
Honingbij

Slide 19 - Quizvraag

Goede en slechte ouders
Dieren krijgen jongen, maar zorgen er niet op dezelfde manier voor.
Ieder dierssoort doet dit op zijn eigen manier.
Sommige dieren staan snel op eigen benen. Anderen blijven lang bij hun ouders.

Slide 20 - Tekstslide

Koolmezen maken samen een nestje. Vrouwtje broedt, mannetje zorgt voor beide. Eieren komen na 10 dagen uit. Ouders zorgen samen voor jongen en houden nest schoon.

Moeder poes zorgt voor de jongen. Geeft ze te drinken, houdt ze warm en schoon. Beschermt ze. Dit noem je broedzorg.
Nestblijvers

Slide 21 - Tekstslide

Kikkervisjes moeten zichzelf redden. Hun ouders noem je Nestvlieders: ze verlaten het nest. 
Zeeschildpadden leggen hun eieren in het zand en gaan daarna terug naar zee. Als de eieren uitkomen, kruipen de kleine zeeschildpadjes richting zee.

Slide 22 - Tekstslide

De haas heeft een draagtijd van 45 dagen, ze worden geboren in het gras en zijn bij de geboorte helemaal af. Nestvlieders, snel voor zichzelf zorgen.
Konijnen hebben 30 dagen draagtijd, nestblijvers, niet af bij geboorte. veel zorg nodig van ouders. Nest is een holletje onder de grond.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een groot verschil tussen de baby's van nestblijvers en nestvlieders?
A
Nestblijvers zijn met veel meer tegelijk
B
Nestblijvers leven altijd in grote groepen tegelijk
C
Nestblijvers zijn nog niet 'klaar' en hebben veel hulp nodig
D
Nestblijvers kunnen meteen zelf lopen en eten

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noem je de zorg van de jongen van een poes?
A
nestvlieders
B
nestblijvers
C
zelfredders
D
broedzorg

Slide 25 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
een eicel en een zaadje
B
een kikkervisje
C
een opkomend plantje

Slide 26 - Quizvraag

Wat gebeurt hier?
A
een zwemmend kikkervisje
B
een bevruchting
C
een cirkel om de maan
D
een worm in een perzik

Slide 27 - Quizvraag

De eigenschappen van een poes zitten in een ......
A
doperwt
B
zaadje
C
eicel
D
antwoord b en c

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer wordt een schilpad geboren?
A
Als hij uit een ei komt.
B
Als hij zwemt in de zee.
C
Als moederschildpad een ei legt.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 29 - Quizvraag

Welke dieren zijn nestblijvers?
A
paard, konijn en schildpad
B
muis, kangoeroe en konijn
C
kikkers, kangeroe en konijn
D
muis, kangoeroe, paard en haas

Slide 30 - Quizvraag

Welke dieren zijn nestvlieders?
A
paard en haas
B
konijn en paard
C
koe en konijn
D
kangoeroe en konijn

Slide 31 - Quizvraag

De draagtijd van een olifant is langer dan die van een muis. Wat wordt er bedoeld met draagtijd?
A
De tijd voor de bevruchting.
B
De tijd dat een jong in een nest blijft.
C
De tijd tussen de bevruchting en geboorte.
D
De tijd dat de moeder voor het jong zorgt.

Slide 32 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Alle vrouwtjes dieren zorgen na de geboorte voor hun jongen.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Maak de zin af:

Tijdens geslachtelijke voortplanting worden ...................... van ouders overgegeven aan het kind.
A
De goede eigenschappen
B
De goede en slechte eigenschappen
C
De slechte eigenschappen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een nadeel van ongeslachtelijke voortplanting:
A
Alle nakomelingen hebben dezelfde eigenschappen
B
Er zijn twee ouders voor nodig.

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting?

Slide 36 - Woordweb

Wat heb je geleerd?

Slide 37 - Open vraag

Afsluitende opdracht
Bedenk 2 vragen en zet deze in jouw vragendocument. 

Slide 38 - Tekstslide