Herhaling tijdvak 6 HAVO

Afsluiting tijdvak 6
Deze les is een herhalingsles van tijdvak 6. In deze les vind je herhalingsslides en oefenvragen voor het tentamen. 


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afsluiting tijdvak 6
Deze les is een herhalingsles van tijdvak 6. In deze les vind je herhalingsslides en oefenvragen voor het tentamen. 


Slide 1 - Tekstslide

KA's
- De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
- Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
- Het streven van vorsten naar absolute macht
- De wetenschappelijke revolutie

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 6.1 (over zeeën en oceanen)
- De republiek heeft een gunstige ligging voor handel. Akkerbouw was lastig, dus gaan veel boeren over op veehouderij. Er wordt veel geld verdiend met de graanhandel in het Oostzeegebied. Dit is de eerste winstgevende internationale handel van de Republiek en heet daarom moedernegotie ("moeder der handel"). Dit heeft dé basis gelegd voor de rijkdom in de republiek (in tegenstelling tot de VOC, wat veel mensen denken). Amsterdam groeit uit tot centrum van handelskapitalisme en wordt de belangrijkste stapelmarkt.  


Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1. Gebruik bron 2. 
Maak de opdracht in de slide hierna of in je schrift en upload een foto.
Gebruik bron 2.
Guicciardini noemt een aantal kenmerken van de Amsterdamse stapelmarkt.
● Leg uit wat een stapelmarkt is (2p);
● geef met verwijzingen naar de bron twee kenmerken van de Amsterdamse stapelmarkt. (2p)



Slide 4 - Tekstslide

Maak hier de vraag van de vorige slide of upload een foto.

Slide 5 - Open vraag

Paragraaf 6.1 (korte herhaling, vervolg) 
Winsten uit onder andere de Oostzeehandel worden geïnvesteerd in handelscompagnieën die naar de Oost gaan. Er ontstaat veel concurrentie tussen deze compagnieën, waardoor de prijzen stijgen. Om dit tegen te gaan voegt de Staten-Generaal deze samen tot de VOC (1602), die het handelsmonopolie kreeg. De VOC had veel bevoegdheden en mocht onder andere forten bouwen en oorlog voeren. Er wordt veel geweld gebruikt door de VOC. 


Slide 6 - Tekstslide

6.1 (slot) 
In 1621 wordt de WIC opgericht. Zij focussen zich op de driehoekshandel met West-Afrika en Amerika. Naast het bouwen van forten en handelsnederzettingen en het stichten van koloniën doet de WIC aan kaapvaart: piraterij met toestemming van de regering. 

Handel was nu ook over zee met verschillende continenten verbonden. Er is een echte wereldeconomie ontstaan.

Slide 7 - Tekstslide

Mak vraag 2 van de examentraining op p 138. Maak de vraag op deze slide of in je schrift en upload een foto.

Slide 8 - Open vraag

Paragraaf 6.2 (om de macht)
- De Republiek kent een bijzondere politieke structuur: er is geen vorst en regenten (leden van rijke handelsfamilies) besturen. De macht is verdeeld tussen de Gewestelijke Staten (rechtspraak, regels, belasting) en de Staten-Generaal (buitenlands beleid, verdediging). Gewesten hadden veel autonomie (zelfstandigheid). 


Slide 9 - Tekstslide

6.2 (om de macht, vervolg) 
- Belangrijkste functionarissen: stadhouder (legerleider) en raadspensionaris (hoge ambtenaar uit Holland. Holland was het rijkste gewest, dus de raadspensionaris had veel macht). Elk gewest kon een stadhouder benoemen, in de praktijk waren er maar twee. 

Slide 10 - Tekstslide

Welke groep steunde stadhouder Prins Maurits?
A
Staatsgezinden
B
Oranjegezinden

Slide 11 - Quizvraag

Wie had er belang bij het doorzetten van de Tachtigjarige oorlog?
A
raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt
B
kooplui uit Amsterdam
C
stadhouder Maurits van Oranje
D
Lodewijk XIV

Slide 12 - Quizvraag

In welk jaar is de vrede van Munster?
A
1588
B
1619
C
1648
D
1672

Slide 13 - Quizvraag

Bekijk bron 8.
Beantwoord de vraag op de volgende pagina.
De uitleg die François van Aerssen geeft past bij twee kenmerkende aspecten van de Tijd van regenten en vorsten.

Leg dat uit, door:
● de kenmerkende aspecten te noemen (2p) en
● met verwijzingen naar de bron uitleg te geven. (4p)


Slide 14 - Tekstslide

Geef hier het antwoord op de vorige vraag of upload een foto

Slide 15 - Open vraag

Paragraaf 6.2 (korte herhaling, vervolg).
Voor Lodewijk XIV was soevereine macht vanzelfsprekend. Hij was een absoluut vorst: hij stond boven de wet en kon alles zelf bepalen ("De staat, dat ben ik!"). Hij had het hoogste gezag en men geloofde dat hij dit van God had gekregen: het droit divin (goddelijk recht).  

Slide 16 - Tekstslide

Slot 6.2
Lodewijk XIV benoemde Jean-Baptiste Colbert tot minister van financiën. Die introduceerde een economisch systeem dat we mercantilisme noemen. Dit is erop gericht om de rijkdom van een land te vergroten door binnenlandse handel en nijverheid te stimuleren. Aanhangers van het mercantilisme streefden ernaar de export groter te maken dan de import. Hierdoor zou een positieve handelsbalans ontstaan.

Slide 17 - Tekstslide

Rampjaar
Lodewijk XIV wil de economische en militaire macht van de Republiek breken en valt in 1672 (Rampjaar! Toen werden de broertjes De Witt gelyncht -->) aan. De macht in Europa verschuift van de Republiek naar Frankrijk en Engeland. 

Slide 18 - Tekstslide

Gebruik bron 14. Beantwoord de vraag weer op de volgende slide.  
In 1672 werd de Republiek bedreigd. De bron geeft daarvan een partijdig beeld.

Leg dat uit, door met verwijzingen naar de bron uit te leggen:
● welke twee gevaren er waren (2p);
● wie van die situatie de schuld krijgen (2p);
● wie of wat de leeuw symboliseert (2p) en
● tot welke partij de tekenaar hoorde. (2p)

Slide 19 - Tekstslide

Beantwoord hier de vraag van de vorige slide.

Slide 20 - Open vraag

Paragraaf 6.3, korte herhaling
Ontdekkingsreizen zorgen voor nieuw mens- en wereldbeeld. Tijdens de Renaissance was er al nieuwe wetenschappelijke belangstelling. In de zeventiende eeuw resulteert dit in een wetenschappelijke revolutie --> wetenschappers gaan nog meer uit van verstand en waarneming en doen ene na andere uitvinding. 
-Belangrijke continuïteit: mensen blijven gelovig!  Wetenschappers willen grootsheid van Gods schepping aantonen.  
- In katholieke landen/ landen met een absoluut vorst werken kunstenaars en architecten (of wetenschappers) voor de koning, adel of kerk (bijv. Frankrijk --> hofcultuur, veel kunstenaars omringen de koning en edelen). In de Republiek is de situatie anders: burgers geven opdrachten (= uniek!). Er zijn bijvoorbeeld veel rijke kooplieden die opdracht geven tot portretten --> bloei schilderkunst --> Gouden Eeuw! 

Slide 21 - Tekstslide

Maak opdracht 3 van de examentraining. Vul het antwoord hier in of upload een foto van je antwoord in je schrift.

Slide 22 - Open vraag