Zenuwstelsel

Het zenuwstelsel
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Het zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel
Hersenen, hersenstam, ruggenmerg
Perifere Zenuwstelsel
Beweging,tast, balans, kijken en horen
Autonome Zenuwstelsel
Sympatisch ACTIE
Parasympatisch  RUST

Slide 3 - Tekstslide

Het centrale zenuwstelsel
Vanuit het centrale zenuwstelsel worden zenuwen aangestuurd om bijvoorbeeld bewegingen aan te zetten. De zenuwen die van het centrale zenuwstelsel naar de andere weefsels in je lichaam lopen, liggen in het perifere zenuwstelsel.

Slide 4 - Tekstslide

Werking zenuwstelsel
  1. Zintuigen vangen de prikkels op
  2. Zintuigcellen zetten deze om in impulsen 
  3. Impulsen gaan via de zenuwen naar het ruggenmerg.
  4. Ruggenmerg naar de hersenen
  5. De hersenen verwerken de impulsen wat zorgt voor bewustzijn
  6. De hersenen verwerken de impulsen wat zorgt voor bewustzijn
  7. De impulsen gaan via de zenuwen naar de spieren en klieren
  8. De spieren en klieren zorgen voor bepaalde reactie 

Slide 5 - Tekstslide

Het perifere zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel is een deel van het zenuwstelsel dat buiten het centrale zenuwstelsel is gelegen. Het perifere zenuwstelsel vormt verbindingen vanuit het centraal zenuwstelsel  van en naar de organen en weefsels.

Slide 6 - Tekstslide

Perifere zenuwstelsel
- Animaal                        Hier heb je zelf invloed op
                                            Verzorgt bewuste reacties en reflexen
                                             Bijvoorbeeld: aanspannen spieren

- Autonoom                    Hier heb je zelf geen invloed op
                                             Zorgt voor homeostase (evenwicht)
                                             Bijvoorbeeld: hartslag, ademhaling

Slide 7 - Tekstslide

Autonome zenuwstelsel
  • Sympatisch zenuwstelsel
                   Fight-or-flight

  • Paraympathisch zenuwstelsel
                   Rest-and- digest

Slide 8 - Tekstslide

De hersenen
  • Grote hersenen
  • Kleine hersenen
  • Hersenstam 

Slide 9 - Tekstslide

Grote hersenen
verdeling in twee hersenhelften (hemisferen)
Gescheiden door een diepe spleet 

Functies:
Onvrijwillige bewegingen
Bewustzijn
Persoonlijkheid
Denken
Creativiteit
Intelligentie
Geheugen

Slide 10 - Tekstslide

Hersenvocht (liquor)
  • Bescherming van de hersenen
  • Transport voedingsstoffen
  • Afvoer afvalstoffen



    Diagnostiek --> lumbaalpunctie 

Slide 11 - Tekstslide

Kleine hersenen
De kleine hersenen coördineren houding,
bewegingen en motorische vaardigheden

Bij een verstoring in de kleine hersenen
zou je ongecontroleerde, houterige
en schokkerige bewegingen maken. 

Slide 12 - Tekstslide

Grijze en witte stof
 Grijze stof
- Buitenste laag van de hersenen
- bestaat uit cellichamen van zenuwcellen 

Witte stof
- Bevat de lange uitlopers (de axonen) van deze zenuwcellen.
- Bevindt zich rondom de grijze stof

Slide 13 - Tekstslide

Waarnemen
Met behulp van je zintuigen informatie verzamelen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat nemen we waar?
We nemen prikkels waar.

Externe prikkels: Veranderingen in je omgeving (buiten je lichaam)

Interne prikkels: Veranderingen in je lichaam

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een impuls?
Je hersenen moeten de informatie van buiten (of binnen) het lichaam wel begrijpen.  Daarom zetten je zintuigen de informatie om in een elektrisch signaal: 

Een impuls

Slide 16 - Tekstslide

Drempelwaarde
Waarom merk je sommige veranderingen niet?

Drempelwaarde: De minimale hoeveelheid die je nodig hebt van een prikkel, om het een impuls te laten worden.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Wat is een prikkel?
A
Een orgaan reageert op invloed uit de omgeving
B
Electrische signalen die naar je hersens gaan
C
Een invloed uit je omgeving
D
Een cel die impulsen opvangt

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het animale zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel?

Slide 20 - Open vraag

Parasympatisch zenuwstelsel
Sympatisch zenuwstelsel
 grotere productie van spijsverteringssappen
snellere darmbeweging
snellere nierwerking
verlaagt  de hartslag- en ademhalings-frequentie
hogere hartslagfrequentie
remt de spijsvertering
verwijdt de pupillen
Stimuleert afgifte van adrenaline

Slide 21 - Sleepvraag

De Latijnse benaming voor de kleine hersenen is......
A
Cerebrum
B
Cerebellum
C
Cortex cerebri
D
Hemisfeer

Slide 22 - Quizvraag

Welke functies hebben de plekken van de cijfers? (Spraak, bewegen, voelen, zicht, plannen, begrijpen spraak )

Slide 23 - Open vraag

Een zorgvrager heeft uitval van zijn rechtergezichtshelft door een embolie in een hersenarterie.
Welke hersenarterie?
A
Linker a. cerebri media
B
Rechter a. cerebri media
C
Linker a. cerebri posterior
D
Rechter a. cerebri posterior

Slide 24 - Quizvraag

De hersenstam is verantwoordelijk voor .......
A
Controleert en reguleert het animale zenuwstelsel
B
Zorgt voor demping en bescherming van de hersenen
C
Zorgt voor sensorische en motorische vaardigheden
D
Controleert en reguleert het autonome zenuwstelsel

Slide 25 - Quizvraag

Zenuwcellen
  • 100 Miljard zenuwcellen. Het grootste deel daarvan bevindt zich in het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg)
  •  Zenuwcellen verwerken informatie en signalen. Ze kunnen deze ontvangen en doorgeven zonder verlies van signaalsterkte.

Slide 26 - Tekstslide

Sensorische en motorische zenuwcellen

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

3 Typen zenuwcellen
  • Sensorische zenuwcellen
  • Schakelcellen 
  • Motorische zenuwcellen 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

3 Typen zenuwcellen
Impuls = elektrisch signaaltje
Sensorische zenuwcel: Vervoeren impulsen van zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel.
Schakelcel:  Zijn aan beide einden verbonden met andere zenuwcellen.  Schakelcellen krijgen informatie van gevoelszenuwcellen en/of andere schakelcellen en geven informatie door aan bewegingszenuwcellen en/of andere schakelcellen.
Motorische zenuwcellen: Vervoeren impulsen weg van het centraal zenuwstelsel en richting een spier of een klier.

Slide 31 - Tekstslide

Van prikkel naar beweging
Voorbeeld: Je staat buiten op een kruispunt, en kijkt naar links en naar rechts. Je ziet een auto aankomen.. Je kunt maar beter een stap naar achter doen!
  • Wat is de prikkel en op welk zintuig werkt deze? 
  • De impuls wordt gestuurd naar ....
-De impuls wordt verwerkt in de grote hersenen.
  • De impuls loopt  van de hersenen naar ....

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Filmpje spasticiteit
Frank 
https://www.npostart.nl/je-zal-het-maar-hebben/20-06-2011/POW_00393935 
16:35- 21:10

Slide 34 - Tekstslide

De hersenen en het ruggenmerg behoren tot het ….. ?
A
perifere zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel

Slide 35 - Quizvraag

De richting van de impulsgeleiding
in een zenuwcel loopt altijd van
dendriet naar synapsspleet.
Nooit andersom.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Sleepvraag benaming

1
2
3
4
5
6
7
8
Frontale kwab
cerebrum
parietale kwab 
occipitale kwab
Temporale kwab
cerebellum/kleine hersenen
hersenstam
begin van ruggenmerg

Slide 37 - Sleepvraag

In welke richting loopt de impuls in een motorische zenuwcel
A
Van de motorische schors in de hersenen, via de hersenstam naar het doelorgaan
B
Van de spieren in het lichaam, via het ruggenmerg naar de grote hersenen.

Slide 38 - Quizvraag

Sleepvraag functie hersenen
1
2
3
4
5
6
7
8
motorische functies
verwerking sensorische informatie
verwerking visuele informatie
Gehoor en evenwicht
sensorische en motorische zenuwen van hoofd/hals gebied
regeling vitale functies
coordinatie en bijsturing motoriek

Slide 39 - Sleepvraag

Welk van de voorbeelden past bij willekeurige zenuwstelsel?
A
Je ligt op de bank met een zak chips, tv te kijken
B
De deurbel gaat, je staat op om te kijken wie er is.
C
Je ligt te zonnebaden in de tuin.
D
Je ben na een lange drukke dag in bed gaan liggen om te slapen.

Slide 40 - Quizvraag

Welk van de voorbeelden past bij het onwillekeurige, parasympathische zenuwstelsel?
A
De deurbel gaat, je staat op om te kijken wie er is.
B
je ligt op bank en ineens begint je buik te knorren en krampen
C
je ligt te zonnebaden in de tuin, terwijl je kletst met je buurvrouw
D
Je bent aan het hardlopen buiten in de sneeuw.

Slide 41 - Quizvraag

Ziekten van het zenuwstelsel
- CVA
- ziekte van Parkinson
- Multipele sclerose
- Epilepsie

 

Slide 42 - Tekstslide

CVA = cerebrovasculair accident.  
- andere benamingen: 
beroerte, attaque, hersenbloeding/infarct

- hersenbloeding versus herseninfarct 
- TIA: transient ischemic attaque 

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Parkinson

Niet te verwarren met:  
parkinsonachtige ziekten

Slide 45 - Tekstslide

Oorzaken ziekte van Parkinson
- De gepigmenteerde cellen van de substantia nigra sterven af, waardoor er te weinig dopamine wordt gemaakt. 
- Dopamine is een neurotransmitter. Dopamine heeft een stimulerende werking en acethylcholine heeft een remmende werking
- Balans tussen dopamine en acethylcholine is verstoord
- oorzaak naar het afsterven is niet goed bekend bij de ziekte van Parkinson. 



Slide 46 - Tekstslide

Parkinsonachtige ziekten:  
andere schade aan  
de substantia nigra/verminderde 
dopamineproductie. 

Bijvoorbeeld: trauma door boksen, medicatie gebruik (haldol), neerslag eiwitten (lewy body dementie) 

Slide 47 - Tekstslide


Multipele Sclerose (MS)

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide


Epilepsie
Epilepsie is een tijdelijke functiestoornis in de hersenen, waarbij hersencellen zich plotseling en ongecontroleerd ontladen. Pas als iemand bij herhaling dergelijke aanvallen heeft, is er sprake van epilepsie. 

Slide 50 - Tekstslide

Epilepsie, oorzaken
- aangeboren hersenafwijking
- erfelijkheid/verhoogde aanleg
/hersentumor
- hersenbloeding of - infarct
- infectie
- hersenbeschadiging na ongeluk
- geen oorzaak (= idiopatisch) 

Slide 51 - Tekstslide