In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H6: B6.1 t/m 6.3
Slide 1 - Tekstslide
wanneer is een soort een soort?
A
Wanneer individuen binnen een soort er het zelfde uit zien.
B
Wanneer individuen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
C
Wanneer individuen nakomelingen kunnen krijgen
D
Geeeeeeen idee
Slide 2 - Quizvraag
Bij de binaire naamgeving volgt eerst de soortaanduiding en daarna de geslachtsnaam.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Volgens de indeling van Linneaus is de slak Trivia monacha het meest verwant aan:
A
Monacha cantiniana
B
Pedies monarca
C
Trivia arctica
D
Linnaea boralis
Slide 4 - Quizvraag
Geef een omschrijving voor populatie en populatiedichtheid
Slide 5 - Open vraag
Welke groep komt er na 'domeinen' in dit schema?
Slide 6 - Open vraag
Hier is een verwantschapsschema de afstamming van een aantal soorten weergegeven. Als soort 10 de mens voorstelt, welke soort kan of welke soorten kunnen dan de chimpansee voorstellen?
A
alleen soort 7
B
alleen soort 9
C
de soorten 3, 7 en 9
D
de soorten 9, 11 en 12
Slide 7 - Quizvraag
Noem 3 rijken van het domein van de eukaryoten
Slide 8 - Open vraag
DOMEINEN
Slide 9 - Tekstslide
Archea
celwand
geen celkern wel DNA
bijzonder celmembraan
bijzondere leefgebieden
Prokaryoot
Slide 10 - Tekstslide
Extreme
leefmstandig-heden
van Archea
Zoutmeer
Onderwater geisers
Slide 11 - Tekstslide
Indeling in domeinen
kenmerk
archaea
bacteriën
eukaryoten
celmembraan
enkele laag fosfolipiden
dubbele laag fosfolipiden
dubbele laag fosfolipiden
kern
geen
geen
wel een kern
DNA
cirkelvormig
cirkelvormig
in chromosomen
Ook heeft elk domein een ander type rRNA
Slide 12 - Tekstslide
Pneumokokken hebben wel een celwand, maar geen celkern. Tot welke domein behoren deze organismen? En welke rijken vallen onder dit domein?
Slide 13 - Open vraag
Verklaar aan de hand van BINAS 71 dat thermofiele Archea procentueel meer C-G basenparen hebben in het DNA dan bacterien.
Slide 14 - Open vraag
Virussen zijn niet ingedeeld in een domein en rijk. Om welke reden is dit?
Slide 15 - Open vraag
Een onderzoeker krijgt eencellige organismen toegestuurd in een potje. De vraag van de afzender is: welke van de 4 rijken is dit? De cellen hebben de volgende kenmerken: ze hebben een rode kleurstof in de cellen, ze gebruiken licht als energiebron, ze zijn ongeveer 0,8 μm groot. Verder hebben ze een duidelijke celwand. Wat zou jouw antwoord zijn? (T2)
Slide 16 - Open vraag
6.2 Populaties
Slide 17 - Tekstslide
Welke term wordt gebruikt om de groei van een populatie te beschrijven wanneer deze exponentieel toeneemt?
A
J-curve
B
S-curve
C
L-curve
D
U-curve
Slide 18 - Quizvraag
Een populatie is een
A
Verzamelnaam voor alle dieren in een bepaald gebied
B
Verzameling van individuen van één soort in een bepaald gebied
C
Verzamelnaam voor alle dieren en planten in een bepaald gebied
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn
Slide 19 - Quizvraag
Als een populatie te klein wordt, neemt de overlevingskans van de populatie sterker af dan op grond van het probleem van paarvorming mag worden verwacht. Waardoor neemt de kans op overleven af als de populatie kleiner wordt?
A
een kleine populatie heeft een kleine genetische variatie
B
een kleine populatie heeft meer emigratie dan immigratie
C
een kleine populatie is een eenvoudige prooi voor roofdieren
D
een kleine populatie wordt makkelijk weggeconcurreerd
Slide 20 - Quizvraag
20 kikkers zijn gevangen in een vijver en gemerkt. Terug vangen van 24 kikkers levert 15 gemerkte kikkers op. Hoe groot wordt de populatie geschat?
A
30
B
120
C
32
D
5
Slide 21 - Quizvraag
Katten die gevangen en gemerkt worden laten zich moeilijker terugvangen. Wordt de populatie dan toch goed geschat of te klein of te groot?
A
goed
B
te klein
C
te groot
Slide 22 - Quizvraag
Horen alle graskarpers in een vijver tot één populatie? En horen alle graskarpers in Nijverdal tot één populatie?
A
In een vijver wel, in Nijverdal niet
B
In een vijver niet, in Nijverdal wel
C
Beide wel
D
Beide niet
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer je evenveel damherten afschiet als er geboren worden, blijft dan de populatie even groot?
A
Ja, want je haalt er net zoveel weg als er bij komen
B
Nee, want er gaan ook herten dood door andere oorzaken
C
Nee, want er kunnen uit andere gebieden herten bij komen
D
Nee want er kunnen herten verhuizen naar een ander gebied
Slide 24 - Quizvraag
In de jaren na het uitroeien van de wolf in Yellowstone National Park daalde de populatie jonge populierbomen dramatisch in aantal. Na de herintroductie van wolven veranderde het aantal populieren met vraatschade. Ook de gemiddelde hoogte van de bomen veranderde (zie de afbeelding hiernaast).
- Formuleer een hypothese over de samenhang tussen de herintroductie van wolven en de veranderingen die je ziet in de afbeelding.
Slide 25 - Open vraag
Door een gebied met 100 herten wordt een snelweg aangelegd (versnippering). Wat heeft dit tot gevolg voor de draagkracht van het gebied? Blijft dit gelijk of wordt het hoger of lager? Leg je antwoord uit.
Slide 26 - Open vraag
6.3 Soorten in hun omgeving
Camouflage: niet opvallen in de omgeving
Slide 27 - Tekstslide
10. Mr. Braumuller zegt: "De vleermuis gebruikt de bekerplant als slaapplek. Het aantal beschikbare bekerplanten is dus een belangrijke abiotische factor voor de vleermuis. Klopt het wat Mr. Braumuller zegt? Leg in je antwoord ook uit wat wordt bedoeld met abiotische factor (1p)
Slide 28 - Open vraag
Wat is een omschrijving van een niche?
A
drassig gebied met ondiep water en veel vogels
B
aanpassen aan leven op dieper water en minder vogels
C
drassig gebied met zandige oevers en veel vogels
D
eten van insecten op zandige oevers
Slide 29 - Quizvraag
Niche
Een niche is de rol die het organisme speelt in het ecosysteem; de interactie met het ecosysteem Voorbeelden:
voeding - wat eet het, door wie wordt het gegeten? Andere taken; nest bouwen, graven etc.
Niche
Slide 30 - Tekstslide
niche
Slide 31 - Tekstslide
Wat is een niche?
A
Vergelijkbaar met een habitat en natuurlijke leefomgeving
B
Hetzelfde als een habitat
C
Leuke vraag, maar geen idee. Ik ga de volgende keer beter opletten.
D
Hoe een soort de omgeving gebruikt en beïnvloedt, hun functie in binnen een ecosysteem
Slide 32 - Quizvraag
Niche
Niche: De rol die een bepaalde populatie inneemt in het geheel van relaties in een ecosysteem.
Overlapt de niche dan is sprake van concurrentie.
Concurrentie: strijd tussen organismen om de beschikbare bronnen
Slide 33 - Tekstslide
Er is een verband tussen de tolerantie en het areaal van een soort. Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste areaal/leefgebied?