In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
vandaag 5.3: populatie
welk onderzoek doen ecologen aan populaties?
habitat en niche
coöperatie
symbiose
Slide 1 - Tekstslide
Organisatieniveau: populaties
groep organismen van dezelfde soort, die die zich onderling kunnen voortplanten (en dus "in een bepaald gebied" voorkomen)
van endemen is er vaak maar één populatie van een soort
bij een groot (continentaal/wereldwijd) verspreidingsgebied bestaat een soort uit verschillende populaties (die elkaar soms deels overlappen)
er komen bv. koolmezen in Europa, Noord Amerika en Nieuw Zeeland voor: dezelfde soort, verschillende populaties
Slide 2 - Tekstslide
verspreidingsgebied van de bever in NL
-behoren deze bevers tot één populatie? (welk criterium hanteer je daarbij?)
-wat zegt de uitbreiding van verspreidingsgebied over het tolerantie-gebied van de bever in NL?
Slide 3 - Tekstslide
habitat en niche
habitat is een specifieke plaats waar een organisme binnen een ecosysteem voorkomt, bv. op de grond, of in de boomkroon, of op de schors van bomen, of in de bodem, of in de struiklaag, enz. Iedere soort heeft zijn eigen leefplekje
een habitat is dus een concreet aanwijsbare plek in een ecosysteem
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
niche
niche is de plaats die een populatie van een soort in de voedselketen inneemt, ook wel genoemd de rol die een soort heeft in de voedselketen
in de economie: een niche-markt is een deel van de markt met specifieke eigenschappen (verschillend van de bestaande), bv. een product dat iets nieuws toevoegt/ nieuwe doelgroep aanboort (bv. biologische producten)
Slide 6 - Tekstslide
niche
als je een niche beschrijft, maak je een opsomming van alle "randvoorwaarden" die aanwezig moeten zijn voor een soort om ergens te kunnen overleven:
abiotische factoren: tolerantie voor temperatuur, vochtigheid, beschikbaarheid van mineralen (planten), wind,..
biotische factoren: voedselkeuze, concurrentie
Slide 7 - Tekstslide
vb: de koolmees
habitat: koolmezen leven vooral in bosrijke gebieden, maar ze zijn ook heel vaak te zien in tuinen. Koolmezen bevinden zich het meest in het struikgewas, tussen houtwallen en houtsingels en eigenlijk overal waar bomen te vinden zijn
niche: koolmezen eten vruchten, bessen, kleine insecten(larven, bv. rupsen), ze worden vooral gegeten door roofvogels, ze nestelen in boomholten en nestkastjes (met een doorsnede van 32 mm), ze zijn bestand tegen strenge winters, ...
Slide 8 - Tekstslide
niche van koolmees en pimpelmees overlappen deels -> concurrentie (=competitie)
Slide 9 - Tekstslide
niches in een habitat
binnen één habitat kunnen verschillende soorten voorkomen wanneer ze een verschillende niche innemen: -> bv. in de bodem komen verschillende soorten wormen/insecten/schimmels voor, die gebruik maken van dezelfde ruimte, maar elkaar niet in de weg zitten
wanneer soorten wél dezelfde niche innemen, zitten ze elkaar in de weg en spreken we van concurrentie
Slide 10 - Tekstslide
exoten en niche
wanneer een exoot een nieuwe niche inneemt, is de kans groot, dat de exoot overleeft/uitbreidt
wanneer de exoot dezelfde niche inneemt als een inheemse soort treedt concurrentie op, als de exoot wint zal hij zich kunnen handhaven/verspreiden (invasieve exoot) ten koste van de inheemse soort(en)
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
-wat is de habitat van een halsbandparkiet?
Slide 13 - Open vraag
-welk deel van de niche van een halsbandparkiet overlapt met de niche van boomklevers/spechten en vleermuizen?
Slide 14 - Open vraag
coöperatie en symbiose
coöperatie: samenwerking tussen organismen van dezelfde soort: baltsgedrag, sociaal gedrag (bijen, mieren, ..), voedselzoekgedrag (jagen)
symbiose: samenwerking tussen organismen van verschillende soorten:
mutualisme (mutual = wederzijds): + +
commensalisme: + o 3. parasitisme: + -
Slide 15 - Tekstslide
mutualistische relaties
Slide 16 - Tekstslide
commensale relaties
Slide 17 - Tekstslide
parasitaire relaties
Slide 18 - Tekstslide
verwerking
maak opdracht 12, 13 en 14 van 5.3
Slide 19 - Tekstslide
welke symbiotische relaties zie je hier?
Slide 20 - Woordweb
welke symbiotische relaties zie je hier?
Slide 21 - Woordweb
welke symbiotische relaties zie je hier?
Slide 22 - Woordweb
populatiedichtheid
predatie
dichtheidsafhankelijke en dichtheidsonafhankelijke factoren
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
wanneer er teveel konijnen in een gebied zijn, neemt de stress toe (om voedsel) en worden vrouwtjes onvruchtbaar; dit is een voorbeeld van een
A
dichtheidsafhankelijke factor
B
dichtheidsonafhankelijke factor
Slide 25 - Quizvraag
de konijnenplaag in Australië werd bestreden met een parasiet die mixomatose veroorzaakte (een dodelijke ziekte), de overdracht van deze parasiet gebeurde via uitwerpselen; dit is een voorbeeld van een
A
dichtheidsafhankelijke factor
B
dichtheidsonafhankelijke factor
Slide 26 - Quizvraag
vele insectensoorten blijken na een strenge winter massaal terug te komen, dit is een voorbeeld van een
A
dichtheidsafhankelijke factor
B
dichtheidsonafhankelijke factor
Slide 27 - Quizvraag
lynxen eten sneeuwhazen; als er veel sneeuwhazen zijn neemt het aantal lynxen toe, waardoor het aantal sneeuwhazen afneemt en daardoor het aantal lynxen ook; dit is een voorbeeld van een
A
dichtheidsafhankelijke actor
B
dichtheidsonafhankelijke factor
Slide 28 - Quizvraag
prooi- predator evenwicht
waarom is dat zo?
Slide 29 - Tekstslide
biologisch evenwicht
dichtheidsafhankelijke factoren leiden tot zelfregulatie in een ecosysteem
dat is een voorbeeld van negatieve terugkoppeling
hebben dichtheidsonafhankelijke factoren (bv. strenge winter/droogteperiode) invloed op dit evenwicht?
-> draagkracht van een ecosysteem
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
bij welk type populatiegroei wordt de draagkracht van een ecosysteem fors overschreden?
A
J-vormige groeicurve
B
S-vormige groeicurve
Slide 32 - Quizvraag
drie fases in populatiegroei: aanloop, exponentieel, stationair
Slide 33 - Tekstslide
waardoor neemt de draagkracht van een ecosysteem door een plaaginsect meestal dramatisch af (tot zelfs 0)?
Slide 34 - Open vraag
met welke letter wordt de exponentiële fase in een groeicurve aangeduid?
A
A
B
B
C
C
Slide 35 - Quizvraag
relatie populatiegrootte - draagkracht
populatiegrootte boven draagkracht (bv. voedsel) leidt tot hoger sterftecijfer (onder kwetsbare dieren) óf lager geboortecijfer (vb. van zelfregulatie)
Slide 36 - Tekstslide
bestrijding van "plaagdieren"
- paradox: door bestrijding (wegvangen) neemt de populatiegrootte af -> gevolg is, dat de reproductiesnelheid toeneemt en er weer meer individuen komen -> terug bij af
telbaar, bv. bomen of struiken (lijnmethode of kwadrantmethode) of
niet telbaar: bedekkingspercentages schatten (kwadrantmethode)
Slide 39 - Tekstslide
bepalen populatiedichtheid bij dieren
bij dieren: tellen of vangst-terugvangst methode
dieren vangen en merken en weer loslaten
dieren teugvangen en aantal gemerkte dieren in de terugvangst bepalen
voorbeeld: ik vang, merk en laat los: 50 konijnen
ik vang 50 konijnen terug, waarvan er 20 gemerkt zijn
hoe groot schat je de populatie konijnen?
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
vangen-merken-loslaten: 50 terugvangen: 50, waarvan gemerkt: 20 -hoe groot schat je de populatie konijnen?
Slide 42 - Open vraag
schatting populatiegrootte
gegeven:
in totaal zijn er 50 gemerkte konijnen
van de 50 teruggevangen konijnen zijn er 20 gemerkt = 40%
in de hele populatie is 50 gemerkte konijnen 40% van het totaal aantal konijnen
geschatte populatiegrootte (x) is dan 100% : 40% x 50* = 125 konijnen (ofwel: 50/20* = x/50* -> x = 125)
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Er worden 20 dieren gevangen, gemerkt en losgelaten; de tweede vangst betreft 18 dieren waarvan er 2 gemerkt zijn; wat is de geschatte populatiegrootte?
Slide 45 - Open vraag
VANGST-TERUGVANGSTMETHODE
-er zijn 20 dieren in de hele populatie gemerkt
-van de 18 teruggevangen dieren zijn er 2 gemerkt
- 2*/18 = 20*/x
- x = 18/2 x 20 = 180 dieren
Slide 46 - Tekstslide
voorwaarden vangst-terugvangst methode
-dieren moeten zich een tweede keer even gemakkelijk laten vangen als de eerste keer
-er mag geen immigratie of emigratie zijn
-gemerkte dieren mogen geen nadeel ondervinden van hun markering
Slide 47 - Tekstslide
verwerking
Zelf voorbeelden verzinnen voor vangst-->terugvangst