hfdst 4 het weer les 3

Dauwpunt
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Dauwpunt

Slide 1 - Tekstslide

.
.
.
.
.
.


De temperatuur waarbij dit gebeurd heet het Dauwpunt
Wat wisten we?
koude lucht kan minder
waterdamp vasthouden

Dit zorgt ervoor dat het waterdamp gaat condenseren.

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wat het dauwpunt is.

  • De temperatuur waarbij de waterdamp in de lucht gaat condenseren, wordt het dauwpunt genoemd. 

  • Hoe meer waterdamp de lucht bevat, des te hoger ligt het dauwpunt.

  • Als het helder weer is zonder wolken, koelt het ’s nachts sterk af. De kans is dan groot dat de temperatuur daalt tot onder het dauwpunt. 

  • Daarom is het gras na een heldere herfstnacht vaak kletsnat van de dauw.

Het dauwpunt

Slide 3 - Tekstslide

Dauwpunt
De temperatuur waarbij waterdamp in de lucht gaat condenseren

Slide 4 - Tekstslide

in de diagram zie je de grafiek van het dauwpunt.
Als de hoeveelheid lucht in water 10 g/cm^3 . Bij welke temperatuur gaat het dan regenen?
A
0 graden Celsius
B
5 graden Celsius
C
10 graden Celsius
D
15 graden Celsius

Slide 5 - Quizvraag

Het Dauwpunt geeft de temperatuur aan waarbij de waterdamp in de lucht gaat condenseren.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

    Rijp                                  

Slide 7 - Tekstslide

Rijp
Wanneer waterdamp 'rijpt' en ijskristallen vormt

Slide 8 - Tekstslide

In sommige nachten kan rijp ontstaan. Welke combinatie van factoren is daarvoor nodig?
A
Lucht komt in contact met een koud oppervlak en de temperatuur ligt boven het vriespunt
B
Lucht komt in contact met een koud oppervlak en de temperatuur ligt onder het vriespunt
C
Lucht komt in contact met een warmoppervlak en de temperatuur ligt boven het vriespunt
D
Lucht komt in contact met een warm oppervlak en de temperatuur ligt onder het vriespunt

Slide 9 - Quizvraag

Bij rijp..........
A
bevriest de vaste fase van water
B
ontdooit het ijs
C
bevriest de gasfase van water
D
condenseert de waterdamp als het koud is.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Het ontstaan van wolken

Slide 12 - Tekstslide

Ontstaan van wolken

Warme lucht stijgt op en neemt
waterdamp met zich mee, maar
als je hoger komt is de lucht kouder.
Je komt dus voorbij het dauwpunt
(condensatieniveau) en er ontstaat
 een wolk.

Slide 13 - Tekstslide

Wolken
Lucht hoger in de atmosfeer warm
gaat nieuwe warme lucht langzaam 
omhoog en komt niet hoog in atmostfeer. 
Hierdoor krijg je mooiweer wolken.

Lucht hoger in de atmosfeer kouder, 
gaat nieuwe warme lucht snel omhoog
en komt daardoor hoog in atmosfeer.
Door de lage temperatuur beginnen ijskristallen te 
groeien. Als deze ijskristallen zwaar genoeg zijn, vallen 
ze uit de wolk. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat gebeurd er in de wolk?

Slide 15 - Tekstslide

mooi weer wolken

Slide 16 - Tekstslide

slecht weer wolken

Slide 17 - Tekstslide

Ci = Cirrus (de hoogste bewolkingsoort en bij een temperatuur van onder de -40 graden bestaat deze dan ook geheel uit ijskristallen; de bewolking is dun en sliertig en heeft veel weg van veren)
Cs = Cirrostratus (ziet eruit als een witte sluier die de hemel een melkachtige kleur geeft; bestaat alleen uit ijskristallen)
Cc = Cirrocumulus (bestaat in zijn geheel uit ijskristallen; het zijn allemaal kleine wattenbolletjes, net zoals de altocumulus, maar dan op een hoger niveau)
As = Altostratus (is een regenwolk, maar de intensiteit is veel minder dan bij de nimbostratus; het gaat om lichte neerslag; heeft een grijs, blauwachtige kleur)
Ac = Altocumulus (beter bekend als de schaapjeswolk; dit heeft te maken met de structuur van de wolk die eruit ziet als wattenbolletjes; de wolken hebben een regelmatig patroon)
Ns = Nimbostratus (is een echte slechtweerwolk; nimbostratus betekent dan ook regenachtig weer; uit deze bewolking kan het uren achtereen regenen of sneeuwen)
Cb = Cumulonimbus (is een wolk met een enorme verticale omvang tot wel 15 kilometer hoogte; het is de wolk die, vooral in de zomer, bekend staat om zijn zware onweersbuien)

Slide 18 - Tekstslide

Cu = Cumulus (ook wel stapelwolk genoemd, is wellicht de bekendste wolk; doordat het zonlicht aan de bovenkant weerkaatst, zien ze er daar parelwit uit; ook wel mooiweerwolken genoemd)
Sc = Stratocumulus (bestaat alleen maar uit vloeibare druppeltjes; het is in ons land de meest voorkomende wolkensoort en hij is herkenbaar aan de mozaïekachtige vormen, bollen en banden)
St = Stratus (is een saaie, grijze en egale wolkenlaag; deze bewolking bevat alleen vloeibare druppeltjes en neerslag valt er nauwelijks uit, hooguit wat motregen of motsneeuw)

Slide 19 - Tekstslide

Stapelwolken ontstaan door het opstijgen van warme met veel waterdamp (g/cm^3) in de lucht. Als de lucht afkoelt wordt .............
A
het dauwpunt wordt bereikt, waterdamp condenseert in waterdruppels
B
het dauwpunt gaat ook omhoog en hierdoor ontstaat waterdamp

Slide 20 - Quizvraag

Hygrometer
Met een hygrometer kan je de luchtvochtigheid meten. 

Het dauwpunt geeft aan hoeveel waterdamp er maximaal in de lucht kan zitten.

Slide 21 - Tekstslide