In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Voortplanting en seksualiteit
Slide 2 - Tekstslide
leerdoelen
Je leert de verschillen tussen de bouw en functie van de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen en je leert hoe een zygote zich ontwikkelt tot foetus.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
vrouwelijke voortplantingsorganen
• eierstokken;
• eileiders;
• baarmoeder;
• vagina.
Zie Binas 86B
Slide 12 - Tekstslide
eierstokken
formaat pruim
rijping eicellen
eicel in follikel
eisprong (ovulatie) = rijpe eicel barst uit follikel
eileider ligt er als trechter overheen (eileider buisje van 15 cm lang)
peristaltische beweging en trilharen vervoeren eicel
onbevruchte eicel sterft na 24 uur
bevruchte eicel doet er een paar dagen over om de baarmoeder te bereiken
Slide 13 - Tekstslide
baarmoeder
formaat peer
gespierde wand
binnenkant slijmvlies
iedere maand wordt het slijmvlies dikker voor eventueel embryo
geen embyro? slijmvlies laat los = menstruatie
Slide 14 - Tekstslide
vagina en schaamlippen
vagina
- ongeveer 10 cm lang
- buisvormig
- flexibele wand
- kliertje houden wand vochtig en vocht beschermt tegen schimmels en bacterien
- kliertjes produceren meer vocht bij seksuele opwinding
binnenste schaamlippen (dunner, onbehaard)
buitenste schaamlippen (behaard)
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
tijdens de sex
Vagina kan oprekken (15 cm doorsnede, er moet immers een baby doorheen passen). In rust 7 - 10 cm diep, bij seksuele opwinding iets dieper.
Begin (1/3) vagina is nauwer, de bekkenbodemspieren liggen hier omheen.
In rust liggen wanden vagina tegen elkaar.
Binnenkant geribbeld, eerste ribbel kan hoger zijn = maagdenvlies.
Slide 17 - Tekstslide
maagdenvlies
Die ribbel noem je het hymen.
Dat er een 'vlies' doorgeprikt moet worden is totale onzin.
Tijdens de sex kan (in gespannen toestand) dit vlies iets beschadigen, daardoor gaan bloeden, maar is TOTAAL ONNODIG, als je voorzichtig bent, de tijd neemt en allebei ontspannen bent.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Kenmerken
Primair: de geslachtsdelen (vrouwen: 2 keer X chromosoom,
Geslachtscellen bevatten de helft van alle chromosomen (één van ieder paar) zodat bij de bevruchting 23 + 23 = 46 chromosomen in de bevruchte eicel terechtkomen (= zygote)
Slide 21 - Tekstslide
bevruchting
300 miljoen zaadcellen komen vrij bij een zaadlozing
een paar honderd bereiken de eicel in de eileider
- zaadcellen leven enkele dagen in lichaam vrouw
- eicel ongeveer 24 uur
- daarna alles opgeruimt door witte bloedcellen v/d vrouw
Slide 22 - Tekstslide
zygote
snelste zaadcel dringt door het celmembraan v/d eicel
staartje laat los, kop met kern (23 chromosomen) komt binnen
het celmembraan v/d eicel wordt direct ondoordringbaar voor andere zaadcellen
eicel is nu een zygote en gaat zich delen
Slide 23 - Tekstslide
Klievingsdelingen
Bij de eerste delingen vindt er geen celgroei plaats: dit noem je klievingsdelingen
Slide 24 - Tekstslide
www.bioplek.org
Slide 25 - Link
ontwikkeling embryo binas tabel 86E
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
12 weken
Alle organen zijn aangelegd embryo => foetus
navelstreng vruchtvliezen vruchtwater
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Slide 34 - Tekstslide
navelstreng en placenta
binas 86E In de placenta vindt een uitwisseling plaats van voedingstoffen, O2 en CO2 Bloedcellen kunnen de placenta niet passeren! binas 84 B
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
https:
Slide 38 - Link
In welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen ontmoet de eicel de zaadcellen?
A
Eierstok
B
Trechter
C
Eileider
D
Baarmoeder
Slide 39 - Quizvraag
Wanneer vindt de innesteling plaats?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de bevruchting
C
Na de bevruchting
Slide 40 - Quizvraag
Hoe noemen we een baby na de innesteling?
A
embryo
B
foetus
C
zygote
D
eicel
Slide 41 - Quizvraag
Zijn bij een embryo de vruchtvliezen gevormd door de moeder of door het embryo? En de navelstreng?
A
Allebei door de moeder
B
Vruchtvliezen door moeder, navelstreng door embryo
C
Vruchtvliezen door embryo, navelsteng door moeder
D
Allebei door embryo
Slide 42 - Quizvraag
primaire kenmerken ontstaan in de puberteit
A
juist
B
onjuist
Slide 43 - Quizvraag
Ontstaan secundaire geslachtskenmerken in de puberteit?