Herhaling 2
1 / 22
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Je bent een consument als je iets koopt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel een product meer waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt
A
Afzet
B
Investeren
C
Bedrijfskosten
D
Toegevoegde waarde
Slide 6 - Quizvraag
De consument staat in de bedrijfskolom
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Alles waarmee je kunt produceren
A
Kapitaalgoederen
B
Productiefactoren
C
Investeren
D
Bedrijfskolom
Slide 8 - Quizvraag
Welke hoort hier niet bij?
A
Investering
B
Natuur
C
Arbeid
D
Kapitaal
Slide 9 - Quizvraag
Welke is een voorbeeld van kapitaal?
A
Fruit
B
Graan
C
Machines
D
Personeel
Slide 10 - Quizvraag
In welke volgorde horen de formules?
A
brutowinst - omzet - nettowinst
B
nettowinst - brutowinst - omzet
C
omzet - brutowinst - nettowinst
D
nettowinst - omzet - brutowinst
Slide 11 - Quizvraag
Hoe bereken je de omzet?
A
afzet - verkoopprijs
B
afzet + verkoopprijs
C
afzet x verkoopprijs
D
afzet : verkoopprijs
Slide 12 - Quizvraag
Hoe bereken je de brutowinst?
A
omzet + inkoopwaarde
B
omzet - inkoopwaarde
C
omzet x inkoopwaarde
D
omzet : inkoopwaarde
Slide 13 - Quizvraag
Hoe bereken je de nettowinst?
A
brutowinst + bedrijfskosten
B
brutowinst - bedrijfskosten
C
brutowinst x bedrijfskosten
D
brutowinst : bedrijfskosten
Slide 14 - Quizvraag
Het toaalbedrag dat een winkel betaald voor de inkoop van goederen
A
Afzet
B
Consumentenprijs
C
Inkoopprijs
D
Inkoopwaarde
Slide 15 - Quizvraag
Waar staat 'btw' voor?
A
Begroting toegevoegde waarde
B
Bedrijfskolom toegevoegde waarde
C
Belasting toegevoegde waarde
D
Bedrijfskosten toegevoegde waarden
Slide 16 - Quizvraag
Bij welke prijs is inclusief btw?
A
Verkoopprijs
B
Consumentenprijs
Slide 17 - Quizvraag
Welk product heeft een laag btw tarief?
A
Appels
B
Fifa 24
Slide 18 - Quizvraag
Welk product heeft een hoog btw tarief?
A
Boek
B
Sportschoenen
