Enkelvoudige en samengestelde zin, havo 2

Samengestelde zin
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samengestelde zin

Slide 1 - Tekstslide

Quizje: even je kennis opfrissen...
Houd het aantal goede vragen voor jezelf bij.


Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?

We ontmoeten hen morgen in hun stamkroeg.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quizvraag

Uit hoeveel woorden bestaat het onderwerp?

Op zondag proberen mijn klasgenoten hun huiswerk te maken voor de hele week.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de zin?

Je mag Lisa, Nur en Miro alle drie uitnodigen.

Slide 5 - Open vraag

Verander het onderwerp en de persoonsvorm van getal.

De winnaar van de Voice krijgt een contract aangeboden.

Slide 6 - Open vraag

Heeft de zin een lijdend voorwerp?

Ze zagen er na een nacht zonder slaap niet goed uit.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Noteer het lijdend voorwerp van de zin.

De minister droeg het koffertje op Prinsjesdag.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de naam van het zinsdeel in hoofdletters?

Vorig jaar haalde HET TEAM de finale wel.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
lijdend voorwerp
D
geen van de drie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de naam van het zinsdeel in hoofdletters?

Hoeveel FRIKANDELBROODJES kun jij in één
keer op?
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
lijdend voorwerp
D
geen van de drie

Slide 10 - Quizvraag

Je hebt zojuist 8 vragen gehad.
Dit hadden toetsvragen kunnen zijn.
Hoeveel had je er goed?
Geen een
1
2
3
4
5
6
7
Alles goed

Slide 11 - Poll

Enkelvoudige en samengestelde zin
&
Hoofdzin en bijzin








Slide 12 - Tekstslide

Enkelvoudige zin
  • In een enkelvoudige zin zit maar één persoonsvorm:
       
       In de zomer eet mijn vader veel ijs.








Slide 13 - Tekstslide

  Hoofdzin
  • In een hoofdzin (Hz) staan persoonsvorm en onderwerp naast elkaar:
     
       Morgen ben ik (ow) niet bij de voetbaltraining.

  • In een hoofdzin staat de persoonsvorm vóór in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.
      
       Werk jij (ow) als kassamedewerker bij de Action?









Slide 14 - Tekstslide

Samengestelde zin
  • In een samengestelde zin zitten meerdere persoonsvormen.
  • Een samengestelde zin kan bestaan uit:
       - twee of meer hoofdzinnen [Hz + Hz]
          [Hz = Ik pak mijn boeken], want [Hz = ik ga naar school].
       - één of meer hoofdzinnen met één of meer bijzinnen erin [Hz + Bz]
         [Hz = Ik pak mijn boeken, omdat {Bz = ik naar school ga}].
         [Hz = Ik pak mijn boeken, omdat {Bz = ik naar school ga}, terwijl {Bz = ik
         eigenlijk geen zin heb} ].








Slide 15 - Tekstslide

Bijzin
  • In een bijzin kan er een zinsdeel staan tussen persoonsvorm en onderwerp.

      [Hz = Ik pak mijn boeken, omdat {Bz = ik naar school ga}].

  • Bijzinnen beginnen meestal met de voegwoorden dat, omdat, zodat, doordat, terwijl, als, etc. Je kunt hoofdzinnen herkennen aan de voegwoorden en, maar, want, of en dus.

Slide 16 - Tekstslide

Is de onderstaande zin enkelvoudig?

Op school kan je in de kantine broodjes halen.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is een enkelvoudige zin?

A) Zijn docent geeft pas sinds augustus les.
B) Als ik die docent heb, begrijp ik de stof beter.
A
A
B
B
C
A & B
D
Geen van beide

Slide 18 - Quizvraag

Je ziet een samengestelde zin. Welk deel van de zin is de hoofdzin?

Morgen heb ik die toets Engels, dus ik moet leren.
Het eerste deel
Het tweede deel
Het eerste & het tweede deel
Geen van beide

Slide 19 - Poll

Je ziet een samengestelde zin. Welk deel van de zin is de hoofdzin?

Toen we gisteren gewonnen hadden, trakteerde de coach op appelflappen.
Het eerste deel
Het tweede deel
Het eerste & het tweede deel
Geen van beide

Slide 20 - Poll

Aan de slag
Pak je lesboek
en begin aan je weektaak:
opdracht 1, 2, 3, 4 en 5
(blz. 222-223).

Klaar? Werk aan je fictiedossier (boekopdrachten, zie Magister).

Slide 21 - Tekstslide