Hoofdstuk 2: De Gouden Eeuw: Orientatie....Goud? of toch niet?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2: De Gouden Eeuw: Orientatie....Goud? of toch niet?
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 2: De Gouden Eeuw: Orientatie....Goud? of toch niet?
1600-1700 Tijd van regenten en vorsten
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
Wat vind jij?Moet de term "gouden eew" vervangen worden door 17de eeuw?
Neem 10 min.lees- kijk tijd om infomatie te verzamelen. Gebruik termen: grauwe eeuw-amsterdam museum-etc
Schrijf argumenten voor- tegen op
Slide 5 - Tekstslide
Argumenten voor afschaffing van de term
Slide 6 - Woordweb
Argumenten tegen afschaffing van de term
Slide 7 - Woordweb
Aan de slag......
Bereid de MO voor
Lees par 2.2 maak 2.1
timer
10:00
Slide 8 - Tekstslide
2. De handel in de Republiek groeit
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Handelen
Rond 1600 waren veel Hollandse en Zeeuwse steden rijke en belangrijke handelssteden geworden.
Kooplui uit die steden kochten en verkochten producten in heel Europa. Hoe was dat zo gekomen?
Slide 11 - Tekstslide
Daarvoor moeten we terug naar de middeleeuwen. Misschien weet je nog dat er in de Middeleeuwen verschillende steden samen gingen handelen. Zij sloten een verbond: de Hanze.
Slide 12 - Tekstslide
1585 De val van Antwerpen
In de Nederlanden (nog onderdeel van Spanje) is Antwerpen de belangrijkste handelsstad. Maar na 1585 wordt dat Amsterdam.
Slide 13 - Tekstslide
Oorzaken groeiende handel
Oostzeevaart: met deze handel (graan, hout, vlas) verdienden de Hollanders zo veel geld, dat deze handelsroute 'moedernegotie' werd genoemd.
--> Dat betekent: de belangrijkste handel van alle handel. Door deze handel groeide ook de nijverheid (werk) in Nederland.
Slide 14 - Tekstslide
Door deze handel moest Amsterdam uitbreiden, de stad werd te klein voor de groeiende handel.
Slide 15 - Tekstslide
Amsterdam=
stapelmarkt
In Amsterdam, en andere handelssteden, staan pakhuizen. Daarin worden de producten opgeslagen. Later werden deze producten ook nog bewerkt voor ze weer verkocht werden.
Slide 16 - Tekstslide
Nijverheid
De producten worden in Nederland bewerkt. De nijverheid in Nederland profiteert hiervan. Van laken (de stof) maken ze kleding etc.
Slide 17 - Tekstslide
De handel staat centraal
Kooplui probeerden zo veel mogelijk geld te verdienen met de handel. Deze vorm van economie= handelskapitalisme. Hierbij draait het om het maken van winst!
De winst investeren de kooplui in nieuwe schepen, producten of nieuwe vaarroutes.
Slide 18 - Tekstslide
Op de koopmansbeurs
Op de beurs verhandelden de kooplieden hun waar en kochten ze ook nieuw waar van andere handelaren.
Slide 19 - Tekstslide
Aan de slag......
Leer en maak par 1.5 en 1.6
Lees par 2.2 maak 2.2
Lees par 2.3
timer
10:00
Slide 20 - Tekstslide
Aan de slag......
Lees par 2.2 maak 2.2
Lees par 2.3
timer
10:00
Slide 21 - Tekstslide
Sv par 2.2 De handel in de Republiek groeit
Tijdens de ME waren de ....belangrijke handelssteden. Na instorting namen Hollandse steden deze ....over. A'dam werd daarom een...Toen de Spanjaarden, .....veroverden werd A'dam het centrum van de handel. Ook de .....profiteerde van deze handel.
Omdat kooplui veel geld verdiende met handel was er sprake van.... Om makkelijk te kunnen handelen werd de ....opgericht
Slide 22 - Tekstslide
Welk begrip hoort bij deze betekenis: "Plaats waar ingekochte producten worden opgeslagen om vanwaaruit weer te worden verhandeld"
A
Oostzeegebied
B
Handelskapitalisme
C
Beurs
D
Stapelmarkt
Slide 23 - Quizvraag
Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout
Slide 24 - Quizvraag
Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout
Slide 25 - Quizvraag
Hoe werd Nederland tijdens de 17de eeuw genoemd?
A
De gouden eeuw
B
Holland
C
De Nederlanden
D
De Republiek
Slide 26 - Quizvraag
Over welke gewesten gaat deze paragraaf ?
A
Zeeland en Holland
B
Noord en zuid-holland
C
Utrecht en Holland
D
Alle 7 gewesten van de Republiek
Slide 27 - Quizvraag
Laatste vraag.............. Welk woord past bij deze afbeelding?