Persoonsvorm: Is altijd een werkwoord. Het is nooit een vraagwoord als: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe etc.
Drie manieren om de persoonsvorm te vinden:
1. Zet de zin in een andere tijd: Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. Staat de zin in de tegenwoordige tijd? Maak er dan verleden tijd van en andersom.
2. Maak er een vraagzin van: Het eerste werkwoord is de persoonsvorm.
3. Verander de zin van getal: Het werkwoord dat verandert is de pv. Van enkelvoud naar meervoud en andersom.