Herhaling Rep

timer
7:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

timer
7:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: Proefwerk HF1

Pak je laptop en leesboek.

Je hebt tot 09:50 voor de toets. 

Klaar? Lezen in je leesboek of huiswerk voor een ander vak.

Slide 2 - Tekstslide

Oefentoets
Ga naar Learnbeat
Paragraaf 1.7 Oefentoets voor je proefwerk

Ik kijk hem voor je na - staat na de les open om in te zien
timer
25:00

Slide 3 - Tekstslide

Kaartlezen
4 dingen nodig: 
Titel, schaal, legenda en noordpijl

Rekenen met de schaal: 
1:200.000 = 1 cm : 200.000cm (-5 nullen)
1 cm = 200.000 cm = 2 km 

Slide 4 - Tekstslide

Veranderen van schaalniveau
In- en uitzoomen doen we met behulp van schaalniveaus. Er zijn er vijf.

  1. Lokale schaal = plaats
  2. Regionale schaal = streek/provincie
  3. Nationale schaal = land
  4. Continentale schaal = landen/werelddeel
  5. Mondiale schaal = wereld


Bedenk voor iedere schaal een voorbeeld. Begin bij je woonplaats.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe gebruik je de atlas?
4 belangrijke onderdelen:

  1. Bladwijzer: hele werelddelen
  2. Inhoudsopgave: titels
  3. Topografisch register: plaatsen
  4. Trefwoordenregister: onderwerpen

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ziet een kaart in de atlas eruit?
Voorbeeld:

Aa 31, F5
31 = kaartblad
F5 = kaartvak


In welk kaartvak ligt Algiers?
Algiers ligt in kaartvak D3

Slide 7 - Tekstslide

Coördinaten
Breedteligging: afstand tot de evenaar. 0-90
NB of ZB

Lengteligging: afstand tot de nulmeridiaan 0-180 OL of WL

Rio de Janeiro: 23 °ZB 43° WL

Slide 8 - Tekstslide

B110 Reliëf - Heel belangrijk!
Hoogteverschillen in het landschap = reliëf
Er zijn vier verschillende reliëfvormen:
  • hooggebergte: de meeste toppen zijn hoger dan 1.500 m.
  • middelgebergte: de meeste toppen zijn tussen de 500 en 1.500 m hoog.
  • heuvelland: de meeste toppen zijn tussen  de 200 en 500 m.
  • laagland: het is vrijwel overal lager dan  200 meter.

Een gebied met weinig of geen reliëf is een vlakte. Als zo’n vlak gebied lager ligt dan 500 m, is het een laagvlakte. Boven de 500 m heet het een hoogvlakte of plateau

Slide 9 - Tekstslide

Bron: Verschillende soorten afstanden
Absolute afstand = de afstand die je meet lang een rechte lijn (hemelsbreed)
Relatieve afstand = de afstand die je meet in reistijd

Slide 10 - Tekstslide

Oefentoets
Ga naar Learnbeat
Paragraaf 1.7 Oefentoets voor je proefwerk

Ik kijk hem voor je na - staat na de les open om in te zien

Slide 11 - Tekstslide