1.2 Fasen & faseovergangen

1.2 Fasen & faseovergangen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

1.2 Fasen & faseovergangen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Faseovergangen
15 min
-Deeltjesmodel
15 min
-Oefenen
30 min

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 1.2 Fasen & faseovergangen

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt de belangrijkste kenmerken van het deeltjesmodel noemen.
  • Je kunt de toestandsaanduidingen (fasen) met hun betekenis beschrijven.
  • Je kunt de zes faseovergangen benoemen.
  • Je kunt uitleggen welke invloed verandering van temperatuur heeft op de snelheid en onderlinge aantrekkingskracht van moleculen.
  • Je kunt uitleggen waarom veranderingen in de snelheid van moleculen en hun onderlinge aantrekkingskracht een faseovergang tot gevolg kunnen hebben.

Slide 5 - Tekstslide

Een stof kan op verschillende temperaturen in verschillende vormen voorkomen, dit noem je fasen. Welke 3 fasen kan een stof hebben?

Slide 6 - Open vraag

Faseovergangen
Stoffen komen in 3 fasen voor op macroniveau:
  • Vast
  • Vloeibaar
  • Gas

Stoffen kunnen van fase veranderen. Dit heet een faseovergang.
Elke faseovergang heeft een eigen naam (uit je hoofd leren!)


Slide 7 - Tekstslide

Elke fase heeft een bijpassende afkorting. Zet de juiste afkorting bij de juiste fase.
Vast
Vloeibaar
Gas
(s)
(g)
(l)

Slide 8 - Sleepvraag

Toestandsaanduidingen
Elke fase heeft een afkorting die gebruikt wordt bij scheikunde, deze heten toestandsaanduidingen:

  • Vast → (s)                                                          komt van het Engelse woord solid
  • Vloeibaar → (l)                                                komt van het Engelse woord liquid
  • Gas → (g)                                                           komt van het Engelse woord gas

Voorbeeld:
Vloeibaar water = water (l)
vast ijzer = ijzer (s)


Slide 9 - Tekstslide

Vierde fase
Er bestaat een vierde fase.
Wanneer een stof opgelost zit in water, wordt dit meegerekend als een fase.

Opgelost in water --> (aq)                                     komt van het Latijnse woord aqua

Slide 10 - Tekstslide

Reactieschema

Faseovergangen + toestandsaanduidingen = reactieschema

Een reactieschema geeft een faseovergang weer.

Een reactieschema bestaat altijd uit 4 onderdelen:
  • Beginstof(fen)
  • Eindstof(fen)
  • Een pijl tussen de begin en eindstof(fen)
  • Toestandsaanduidingen

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Een reactieschema ziet er als volgt uit:
Beginstof (fase) → Eindstof (fase)

Voorbeeld:
Het bevriezen van water:
Water (l) → Water (s)


Slide 12 - Tekstslide

Zet de juiste termen bij de juiste letter.
A
B
C
D
Verdampen
Vloeibaar
Smelten
Rijpen

Slide 13 - Sleepvraag

Geef het reactieschema voor het stollen van helium.

Slide 14 - Open vraag

Macroniveau

Macro = Griekse woord voor groot
Op macroniveau = op groot niveau

Alles wat je met het oog kan zien = macroniveau


Slide 15 - Tekstslide

Microniveau
Micro = Griekse woord voor klein
Op microniveau = op klein niveau

Veel in het universum is gemaakt uit moleculen.

Niet met het blote oog te zien.
Moleculen liggen op microniveau.


Slide 16 - Tekstslide

Deeltjesmodel
Het deeltjesmodel laat zien wat er met moleculen gebeurt op microniveau, tijdens verschillende fasen.

Deeltjes hebben een aantal kenmerken:
  • Ze bewegen altijd.
  • Hoe meer warmte er aanwezig is, hoe meer energie deeltjes krijgen.
  • Hoe meer energie deeltjes hebben, hoe sneller ze bewegen.
  • Deeltjes trekken elkaar aan.

Slide 17 - Tekstslide

Deeltjesmodel
Als een stof vast is op macroniveau:
  • Hebben deeltjes nauwelijks energie, omdat er weinig warmte is.
  • Ze bewegen niet rond maar trillen op een vaste plek.
  • Ze trekken elkaar aan en komen in een rooster te zitten.

Slide 18 - Tekstslide

Deeltjesmodel
Als een stof vloeibaar is op macroniveau:
  • Is er iets meer warmte.
  • De deeltjes hebben meer energie en kunnen rond bewegen.
  • Ze trekken elkaar aan en blijven daardoor bij elkaar in de buurt.

Slide 19 - Tekstslide

Deeltjesmodel
Als een stof gasvormig is op macroniveau:
  • is er veel warmte.
  • Deeltjes hebben veel energie en gaan heel veel rondbewegen.
  • De deeltjes hebben zo veel energie dat ze elkaar niet meer aantrekken.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welke deeltjes trekken elkaar meer aan, deeltjes in de vloeibare fase of deeltjes in de gasfase?
A
Vloeibare fase
B
Gasfase

Slide 22 - Quizvraag

Bewegen deeltjes sneller of minder snel, naarmate de temperatuur toeneemt?
A
Sneller
B
Minder snel

Slide 23 - Quizvraag

Welke beschrijving hoort bij welke fase?
De deeltjes zitten in een rooster
De deeltjes trekken elkaar niet meer aan
De deeltjes bewegen bij elkaar in de buurt
Vaste fase
Vloeibare fase
Gas fase

Slide 24 - Sleepvraag

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 1 Paragraaf 2:
1 t/m 11

Slide 25 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 26 - Tekstslide