sein 2 kader

Werkwoord sein
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Werkwoord sein

Slide 1 - Tekstslide

het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 2 - Sleepvraag

.................. du müde? SEIN

Slide 3 - Open vraag

.............. Sie schon wieder krank?
SEIN

Slide 4 - Open vraag

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.
SEIN

Slide 5 - Open vraag

Johann, wo...............du? SEIN

Slide 6 - Open vraag

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt? SEIN

Slide 7 - Open vraag

Bij het werkwoord sein hoort bij IHR:

A
seine
B
seint
C
seit
D
seid

Slide 8 - Quizvraag

Bij het werkwoord sein hoort bij WIR:
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 9 - Quizvraag

Werkwoord sein. Er/sie/es = ?
A
sind
B
ist
C
bist
D
seid

Slide 10 - Quizvraag

Welke vervoeging van het werkwoord SEIN is goed:
A
Ich bist
B
er ist
C
er isst
D
wir seid

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
ich ....
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
wir ...
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
es ...
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 14 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord: U
A
Sie
B
sie
C
wir
D
ihr

Slide 15 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord: ik
A
ich
B
du
C
wir
D
ihr

Slide 16 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord:
zij ( enkelvoud )
A
sie
B
Sie
C
du
D
es

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
A
hij, zij, jullie
B
ik, mijn, jouw
C
jij, wij, zij
D
ons, zij, u

Slide 18 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord: hij
A
sie
B
er
C
wie
D
es

Slide 19 - Quizvraag