Les 24 literatuur les 6 tijd


4h, welkom bij Nederlands! 
Pak vast je huiswerk erbij (opdrachten blz. 183 en verder)
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de telefoontas!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


4h, welkom bij Nederlands! 
Pak vast je huiswerk erbij (opdrachten blz. 183 en verder)
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide

Pak je gemaakte opdrachten
Deze les:
  • Huiswerk zelf nakijken met nakijkblad     >>>
  • Uitleg laatste theorie bij literatuur (1.4 Tijd)
  • Ook: uitleg handelingsdeel(verslag) + pitch
  • Opdrachten maken
  • laatste 5 minuten: inzien toets werkwoordspelling
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik 1.3 perspectief
- verschillende soorten
- betrouwbaar en onbetrouwbaar 
- vragen over de opdrachten?

Slide 3 - Tekstslide

1.4 Tijd (blz. 187)
Doelen:
- manipulatie van de chronologie in een verhaal leren verkennen
- effect van het tijdverloop onder woorden brengen

Slide 4 - Tekstslide

1.4 tijd
  • historische tijd (tijdstip in de geschiedenis)
  • vertelde tijd (duur van het verhaal)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

De tweeling
Historische tijd?
Vertelde tijd?

Slide 7 - Tekstslide

Chronologie
  • chronologische volgorde
  • niet-chronologisch (schrijver manipuleert de tijd)






Slide 8 - Tekstslide

Chronologie
  • chronologische volgorde
  • niet-chronologisch (schrijver manipuleert de tijd)






Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Chronologie
  • chronologische volgorde
  • niet-chronologisch (schrijver manipuleert de tijd)

De schrijver springt heen en weer tussen het vertelheden (het ‘nu’ in het verhaal), het verleden en soms ook de toekomst. 







Slide 11 - Tekstslide

vertelheden bepalen
Het vertelheden bepalen is soms lastig.
  • vertelwijze achteraf (vertellend ik) 
    = een ik-persoon die terugkijkt. Gebeurtenissen worden ingekleurd.
 

Slide 12 - Tekstslide

vertelheden bepalen
Het vertelheden bepalen is soms lastig.
  • vertelwijze achteraf (vertellend ik

Daartegenover:
belevend ik
(vertelt tijdens de gebeurtenissen)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

"In de winter van 1983 reden we onze nieuwe toekomst tegemoet toen we de grens passeerden bij Nieuweschans, het meest oostelijke punt van Nederland. Voor in de auto riep Kadir ‘Hollanda!’ toen we na vele uren eindelijk de Duitse Autobahn achter ons lieten. Op de achterbank klapten mijn zus en ik in onze handjes. Mijn moeder zat aan het raam en keek onbewogen voor zich uit terwijl de snelwegverlichting haar magere gezicht bescheen. [...]
Van Hollanda kon ik me als vijfjarige geen voorstelling maken. Ik dacht alleen maar aan het weerzien met mijn vader die ik al zo lang niet had gezien dat ik me zijn stem nauwelijks kon herinneren."

Slide 15 - Tekstslide

Vertellend of belevend ik?
"Saleem en ik zouden pas later te weten komen dat Kwaku niet lang voor onze geboorte was begonnen als een voetbaltoernooi voor Surinamers die niet op vakantie konden. En elke volgende editie kwamen er meer eetkraampjes bij, stegen de bezoekersaantallen en groeide Kwaku zelfs uit tot het grootste multiculturele festival van Nederland. ‘Laten we wat drinken,’ zei ik na een tijdje verveeld. ‘Ik verga van de dorst.’"

Slide 16 - Tekstslide

Vertellend of belevend ik?
Dit is verteld door het vertellend 'ik'.
Het verhaal wordt achteraf ingekleurd met gevoelens en uitleg.

(Het allereerste stukje is meer belevend.)

Slide 17 - Tekstslide

Hoe kan de schrijver de tijd manipuleren?
Tijdsprongen
  • een flashback: een beschrijving van een gebeurtenis die eerder heeft plaatsgevonden.
  • een terugwijzing: een korte verwijzing (meestal maar één zin) naar iets wat eerder heeft plaatsgevonden. In tegenstelling tot een flashback onderbreekt een terugwijzing het verhaal niet.
  • een flashforward: een beschrijving van toekomstige gebeurtenissen.
  • een vooruitwijzing: een korte verwijzing (meestal maar één zin) naar een gebeurtenis die nog moet plaatsvinden, die het verhaal niet onderbreekt. Bijvoorbeeld: 
Een bijzondere tijdsmanipulatie wordt gevormd door een proloog, een korte tekst die voorafgaat aan het eerste hoofdstuk. Daarin is vaak (maar niet altijd) sprake van een flashforward.
Als je een samenvatting van het verhaal maakt en daarbij de gebeurtenissen in chronologische volgorde zet, spreek je van fabel (geschiedenis). Een samenvatting die de tijdsvolgorde van de gebeurtenissen weergeeft zoals ze in het verhaal voorkomen, noem je sujet (of plot). 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe kan de schrijver de tijd manipuleren?
Tijdsprongen
  • een flashback: een beschrijving van een gebeurtenis die eerder heeft plaatsgevonden.
  • een terugwijzing: een korte verwijzing (meestal maar één zin) naar iets wat eerder heeft plaatsgevonden. In tegenstelling tot een flashback onderbreekt een terugwijzing het verhaal niet.
  • een flashforward: een beschrijving van toekomstige gebeurtenissen.
  • een vooruitwijzing: een korte verwijzing (meestal maar één zin) naar een gebeurtenis die nog moet plaatsvinden, die het verhaal niet onderbreekt.
Voorbeeld vooruitverwijzing
'Als ik toen had geweten wat me te wachten stond, had ik een andere beslissing genomen.'

Waarom zou een schrijver dit doen?

Slide 19 - Tekstslide

Bijzondere tijdsmanipulaties
 Proloog, een korte tekst die voorafgaat aan het eerste hoofdstuk. Daarin is vaak (maar niet altijd) sprake van een flashforward.

Slide 20 - Tekstslide

Twee soorten samenvattingen
  • Fabel (geschiedenis) samenvatting met daarbij de gebeurtenissen in chronologische volgorde zet. 
  • Plot/Sujet Een samenvatting die de tijdsvolgorde van de gebeurtenissen weergeeft zoals ze in het verhaal voorkomen.

Slide 21 - Tekstslide

En nu?
  1. Uitleg pitch
  2. Doorlezen boekopdracht. Vragen stellen.
  3. Nakijken huiswerk vorige paragraaf (met nakijkblad)
  4. Maken opdracht 

Slide 22 - Tekstslide

Pitch
  • Iedereen houdt 1x een pitch (10 leerlingen per periode)
  • Je vertelt in 1 - 2 min:
    - korte samenvatting (5 zinnen)
    - 4 sterke / zwakke punten van het boek (gebruik theorie)
    - tot slot: is het een aanrader?

Slide 23 - Tekstslide

Pitch periode 1
  • Week na de herfstvakantie (allemaal je leesboek uit)
     - dinsdag les 1:  boekverslag schrijven (thuis afmaken)
    - donderdag les 2
       start van les met pitch van Cass, Dewi, Genevieve en Talha
    - donderdag les 3
     start van les met pitch van Emma, Sanne en Ole
    - vrijdag les 4
    start van les met pitch van Ramazan, Silas, Marton

Slide 24 - Tekstslide

En nu? Zelfstandig aan de slag
  1. Lees de boekverslagopdracht door. Houd hierbij je leesboek in gedachten. (Let op bij non-fictie)
  2. Stel vragen die je al hebt.
  3. Maak opdracht 1, 2, en 3 blz. 188
    (lees eventueel nog fragment 4 als je wilt weten hoe het afloopt.)
  4. Ik deel straks de werkwoordtoetsen uit. 

Slide 25 - Tekstslide