1.2 Find out & Grammar

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Engels Hoofdstuk: 1.2 Find out & Grammar
1.	Lesson opening
2.	Lesson goals
3.	Arrangements + Mini-check
4.	Instruction
5.	Supervised practice
6.	Work independently
7.	Evaluation

1. Lesson opening

Take your English book but keep it closed.

Homework check: 

1.1 exercise 6, 7 & 11

2. Lesson goals

After this lesson: 

- you know the grammer of Wh-questions

- you know the grammar of present simple

3. Arrangements

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 

Krystian, Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Jaysen, Jessica & Niek

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen en samen begeleid inoefenen.

n.v.t.

Verdiept arrangement:

Verdiept: Krystian, Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:

les: 1.2 Find out & Grammar

blz: 18 t/m 20 en 22 t/m 23

opdr: 13, 14, 15, 16, 19, 20 & 21

Mini-check

leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Fill in the right WH-question word:

____ is the nearest supermarket?

1. Whose
2. When
3. Where
4. Who

Fill in the right WH-question word:

______ kind of sandwich is this?

1. Whose
2. Who
3. What
4. All three are possible.

Present simple is:
Wat is de present simple?

1. Verleden tijd
2. Tegenwoordige tijd
3. Toekomst

Present simple
Wanneer gebruik je de Present simple?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Present simple
welke zin is present simple?

1. Lucy lives in London.
2. Lucy lived in London.
3. Lucy is living in London.
4. Lucy has lived in London.

Present simple:
welke zin is present simple?

1. I am walking to school.
2. They walked to school.
3. We have walked to school.
4. He always walks to school.

Present simple:

Rule Example

 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)

als je het over het volgende hebt:

• feiten Water boils at 100 degrees.

• gewoontes I usually get up at 6.30.

• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.

• levendig beschrijving/dramatisch effect;

In 1099 William conquers England

Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S

I walk -> He walks

Wie maakt wat:

4 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:

les 1.2, opdracht 13, 14, 15, 16, 19, 20 & 21 

op blz. 18 t/m 20 & 22 t/m 23

De rest doet mee met de instructie.

4. Instruction

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

WH-questions

Engels	Nederlands	Waarvoor gebruiken
what	wat	dingen (keuze tussen 2+)
who	wie	personen
where	waar	plaats
when	wanneer	tijd
why	waarom	reden
which	welke	keuze (tussen 2)
how	hoe	manier

WH-questions
... old are you?

WH-questions
... is the party?

present simple

• De present simple is een vorm van de tegenwoordige tijd.

Je gebruikt de present simple bij gebeurtenissen die ...

• ... altijd ...
  
• ... nooit ...
• ... regelmatig plaatsvinden

Je gebruikt de present simple ook bij feiten en gewoontes.

Present simple:
Welke zin staat niet in de present simple?

1. Dogs wag their tail when they are excited.
2. Sarah usually runs to school.
3. Cats tend to scratch things.
4. Jeffrey has been cycling for hours.

Present simple
Welke zin staat in de present simple?

1. He travels to work four times a week.
2. He travelled to work four times a week.
3. He is travelling to work.
4. He has travelled to work.

5. Supervised practice

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Jaysen, Jessica & Niek: jullie maken zelfstandig les 1.2 opdracht 13, 14, 15, 16, 19, 20 & 21 op blz. 18 t/m 20 en 22 en 23.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Had je alle vragen fout van de mini-check? Dan maken we samen opdracht 19 & 20. 

6. Work independently

Je maakt zelfstandig paragraaf 1.2 opdracht 14, 15, 16, 19, 20 & 21 op bladzijde 18 t/m 20 en 20 & 23

Ben je klaar?

1. Opdrachten nakijken en verbeteren

2. Vocabulary 1.2 leren (via het boek, woordzoeker of Quizlet). 

3. Lezen in een boek/tijdschrift

7. Evaluation

How did the lesson go? 

Do you have questions or did you find something difficult? 

Lesson goals: 

- do you know the grammer of the wh-questions

- do you know the grammar of the present simple

8. Homework & Tests

Homework:

Friday September 15th

1.2 exercise 14, 15, 16, 19, 20 & 21

Tests:

Geen