Toets Groep 7 Blok 5 deel 2

Toets Groep 7
Blok 5 deel 2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets Groep 7
Blok 5 deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf op....

Slide 2 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 3 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 4 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 5 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 6 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 7 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 8 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 9 - Open vraag

Schrijf op....

Slide 10 - Open vraag

Schrijf op....
Let op! De hele zin...

Slide 11 - Open vraag

Grammatica opdracht 1
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
Marcus heeft het skelet van een zee-egel meegebracht.

Slide 12 - Open vraag

Grammatica opdracht 1
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Marcus heeft het skelet van een zee-egel meegebracht.

Slide 13 - Open vraag

Grammatica opdracht 2
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Zee-egels zijn meestal bolvormig met stekels.

Slide 14 - Open vraag

Grammatica opdracht 3
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
De stekels hebben een beschermende functie.

Slide 15 - Open vraag

Grammatica opdracht 4
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
Zou jij weleens een zeekat willen zien?

Slide 16 - Open vraag

Grammatica opdracht 5
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
De zeekat behoort tot de orde van inktvissen.

Slide 17 - Open vraag

Grammatica opdracht 6
Wat is het rangtelwoord in de volgende zin:
Sara ving drie krabbetjes op de vijfde dag van haar vakantie.

Slide 18 - Open vraag

Grammatica opdracht 7
Wat is het voegwoord in de volgende zin:
Zij trekt een vies gezicht, want er zit zand op haar broodje.

Slide 19 - Open vraag

Grammatica opdracht 8
Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin:
Sara pakt snel een ander bruin bolletje uit de papieren zak.

Slide 20 - Open vraag

Grammatica opdracht 9
1. De politieagent heeft minstens vier vingerafdrukken op de deurpost gezien.
2. De dieven hebben zeker veertig euromunten uit mijn spaarpot gestolen.
3. Mijn broertje had vorige week tien euro onder het vloerkleed verstopt.
4. De rest van zijn spaargeld had hij in drie speelgoedautootjes gedaan.
5. Met zijn tactiek is hij de twee dieven te slim af geweest.
Schrijf de 5 voorzetsels op (één per zin)

Slide 21 - Open vraag

Grammatica opdracht 9
1. De politieagent heeft minstens vier vingerafdrukken op de deurpost gezien.
2. De dieven hebben zeker veertig euromunten uit mijn spaarpot gestolen.
3. Mijn broertje had vorige week tien euro onder het vloerkleed verstopt.
4. De rest van zijn spaargeld had hij in drie speelgoedautootjes gedaan.
5. Met zijn tactiek is hij de twee dieven te slim af geweest.
Schrijf de 5 telwoorden op (één per zin)

Slide 22 - Open vraag

Grammatica opdracht 9
1. De politieagent heeft minstens vier vingerafdrukken op de deurpost gezien.
2. De dieven hebben zeker veertig euromunten uit mijn spaarpot gestolen.
3. Mijn broertje had vorige week tien euro onder het vloerkleed verstopt.
4. De rest van zijn spaargeld had hij in drie speelgoedautootjes gedaan.
5. Met zijn tactiek is hij de twee dieven te slim af geweest.
Schrijf de 5 hulpwerkwoorden op (één per zin)

Slide 23 - Open vraag

Grammatica opdracht 9
1. De politieagent heeft minstens vier vingerafdrukken op de deurpost gezien.
2. De dieven hebben zeker veertig euromunten uit mijn spaarpot gestolen.
3. Mijn broertje had vorige week tien euro onder het vloerkleed verstopt.
4. De rest van zijn spaargeld had hij in drie speelgoedautootjes gedaan.
5. Met zijn tactiek is hij de twee dieven te slim af geweest.
Schrijf de 5 voltooid deelwoorden op (één per zin)

Slide 24 - Open vraag

KLAAR!

Slide 25 - Tekstslide