2HV grammatica woordsoorten - herhaling

Grammatica woordsoorten 
Herhaling:
1. wederkerig voornaamwoord
2. wederkerend voornaamwoord
3. soorten werkwoorden
4. bijwoord 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten 
Herhaling:
1. wederkerig voornaamwoord
2. wederkerend voornaamwoord
3. soorten werkwoorden
4. bijwoord 

Slide 1 - Tekstslide

Noem alle wederkerige voornaamwoorden

Slide 2 - Open vraag

Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Elkaar 
Mekaar
Elkander
Zich
Me
Ons
Mezelf
U
Onszelf
Jezelf
Jan vroeg Karel of die zichzelf herkende op de profielfoto's 
Sem en Indy groeten elkaar
We hebben elkaar gisteren nog gezien
Bij het schillen van de aardappels heb ik me gesneden. 

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Video

Noem drie wederkerende voornaamwoorden

Slide 5 - Open vraag

Ik was me 's ochtends altijd
A
Me = wederkerig voornaamwoord
B
Me = wederkerend voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Noteer het wederkerende voornaamwoord.
Jij schaamt je daarvoor niet?

Slide 7 - Open vraag

Noteer het wederkerende voornaamwoord.
Zij verveelt zich tijdens die les

Slide 8 - Open vraag

Noteer het wederkerende voornaamwoord dat op de puntjes moet.
Wij laten ... niet zo gemakkelijk overhalen

Slide 9 - Open vraag

Welke drie soorten werkwoorden zijn er?

Slide 10 - Open vraag

Noem de negen koppelwerkwoorden:

Slide 11 - Open vraag

HWW 
ZWW
KWW
Werkwoordelijk gezegde 
Naamwoordelijk gezegde 
Meer dan één werkwoord in de zin 
Verwijst naar een handeling of actie
zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen

Slide 12 - Sleepvraag

Die makelaar verkoopt ons appartement
A
Verkoopt = hww
B
Verkoopt = zww
C
Verkoopt = kww

Slide 13 - Quizvraag

De makelaar heeft ons appartement verkocht.
A
Heeft = Hww Verkocht = Zww
B
Heeft= Kww Verkocht= Hww
C
Heeft= Zww Verkocht= Hww
D
Heeft= Hww Verkocht= Kww

Slide 14 - Quizvraag

Het kind is naar huis gegaan.
A
Is= Kww Gegaan= Zww
B
Is= Kww Gegaan= Hww
C
Is= Hww Gegaan= Zww
D
Is= Zww Gegaan= Hww

Slide 15 - Quizvraag

Hij lijkt aardig te zijn.
A
Lijkt=Kww Zijn= Kww
B
Lijkt= Hww Zijn= Kww
C
Lijkt= Zww Zijn= Kww
D
Lijkt= Zww Zijn= Hww

Slide 16 - Quizvraag

Hij is student geworden
A
Is= Kww Geworden= Zww
B
Is= Hww Geworden= Zww
C
Is= Zww Geworden= Hww
D
Is= Hww Geworden= Kww

Slide 17 - Quizvraag

Hij is student geweest.
A
Is= Kww Geweest= Zww
B
Is= Hww Geweest= Zww
C
Is= Zww Geweest= Hww
D
Is= Hww Geweest= Kww

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Noteer het bijwoord uit de volgende zin: Tony is erg sportief

Slide 20 - Open vraag

Noteer het bijwoord uit de volgende zin: Dat is een heel angstig kind

Slide 21 - Open vraag

Noteer het bijwoord uit de volgende zin: Ik heb heel hard getraind

Slide 22 - Open vraag

Noteer het bijwoord uit de volgende zin: Rosa schildert mooi

Slide 23 - Open vraag

Noteer het bijwoord uit de volgende zin: Tygo woont daar

Slide 24 - Open vraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
Het= lw
B
Het= aanw. vnw
C
Het= vz
D
Het= Bw

Slide 25 - Quizvraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
Parkeren= zww
B
Parkeren= zn
C
Parkeren= bn
D
Parkeren= bw

Slide 26 - Quizvraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
In= bw
B
In= zn
C
In= vz
D
In= lw

Slide 27 - Quizvraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
Singapore= bn
B
Singapore= zn

Slide 28 - Quizvraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
Wordt= kww
B
Wordt= zww
C
Wordt= hww

Slide 29 - Quizvraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
Een= onbepaald lw
B
Een= bepaald lw

Slide 30 - Quizvraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
Steeds= vz
B
Steeds= bn
C
Steeds= bw
D
Steeds= zn

Slide 31 - Quizvraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
Groter= bw
B
Groter= bn
C
Groter= zn
D
Groter= vz

Slide 32 - Quizvraag

Het parkeren in Singapore wordt een steeds groter probleem
A
Probleem= ww
B
Probleem= zn
C
Probleem= bn
D
Probleem= bw

Slide 33 - Quizvraag

Woensdag 20 mei
Formatieve toets woordsoorten

Je mag je boek erbij houden om dingen op te zoeken.

Je kan de toets maken tussen 10:00 en 17:00 uur.

Het maken van deze formatieve toets is verplicht.

Slide 34 - Tekstslide