9. Meest voorkomende taalfouten.

Meest voorkomende taalfouten.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Meest voorkomende taalfouten.

Slide 1 - Tekstslide

Meest voorkomende taalfouten
Iedereen maakt ze wel eens, taalfouten, maar hoe zat het ook alweer?

Slide 2 - Tekstslide

‘Eens’, ‘es’, ‘is’

Welke zin is goed?
A
Doe is normaal
B
Doe eens normaal
C
Doe es normaal

Slide 3 - Quizvraag

‘Eens’, ‘es’, ‘is’
Hoezo, ‘doe is normaal’? Doe zelf eens normaal! 

  • ‘Is’ is enkel en alleen een vervoeging van het werkwoord ‘zijn’, in de derde persoon enkelvoud (hij/ zij/ het is …). Het kan niet dienen als vervanging voor het woord ‘eens’. 
  • Als het dan toch korter moet, kun je ‘doe ‘s normaal’ gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

‘Me’ versus ‘m’n’ of ‘mijn’
Goed
Fout
‘me sleutels’
‘mijn fiets’
‘m'n huisgenoten’
 ‘me moeder’
‘Zeg me dat het niet zo is.’
'Voor altijd in me hart.'

Slide 5 - Sleepvraag

‘Me’ versus ‘m’n’ of ‘mijn’
We krijgen vreselijke jeuk van een foutief gebruik van ‘me’
Vb.: ‘Me moeder’, ‘me sleutels’, ‘me fiets’. 
Geen ‘me’ meer, maar ‘m’n’ of ‘mijn’
 Je schrijft dus ‘mijn fiets’, ‘mijn broer’, ‘mijn kamer’ en ‘mijn huisgenoten’.

Slide 6 - Tekstslide

'Hun' versus 'hen'.

Welke zin is goed?
A
Hij feliciteerde hun met hen nominatie.
B
Hij feliciteerde hen met hun nominatie.
C
Hij feliciteerde hen met hen nominatie.
D
Hij feliciteerde hun met hun nominatie.

Slide 7 - Quizvraag

'Hun' versus 'zij'

Welke zin is goed?
A
Zij komen ook
B
Hun komen ook

Slide 8 - Quizvraag

‘Hun’ versus ‘zij’
  • Niet alleen grote verwarring tussen de woorden ‘hen’ en ‘hun’ (want wanneer gebruik je nou de een en wanneer de ander?) ‘Hun’ wordt ook nog eens abusievelijk gebruikt als zelfstandig naamwoord! -> Voorbeeld: ‘Hun hebben het gedaan’, of nog erger: ‘hunnie’. 

  • Maar als je het hebt over een groep, bedoel je toch echt ‘zij’. 
        → Je zegt dus niet: “Hun komen ook”, maar wel: “Zij komen ook.” 

  • ‘Hun’ is een meewerkend voorwerp of bezittelijk voornaamwoord
        → “Ik geef het hun” of “Het is hun keuze.”

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

‘Die’ versus ‘dat’
Je hoort het te pas en te onpas: ‘een meisje die’, ‘die bedrijf’, of ‘die boek’. Het lijkt wel alsof niemand het verschil tussen ‘die’ en ‘dat’ meer kent, terwijl de regel toch eigenlijk heel simpel is: 
  • Aanwijzende voornaamwoorden verwijzen nadrukkelijk naar personen of zaken
  • Woorden met ‘de’ als lidwoord krijgen ‘die’ en woorden met ‘het’ als lidwoord krijgen ‘dat’. Dus:het meisje’ is ‘dat meisje’ en ‘de tandarts’ is ‘die tandarts’.

Slide 11 - Tekstslide

‘Als’ versus ‘dan’

Welke zin is goed?
A
Ik ben groter als jij
B
Ik ben groter dan jij

Slide 12 - Quizvraag

‘Als’ versus ‘dan’
Wie goed oplette, zag ‘m al even voorbijkomen in de eerste foto: ‘als’ versus ‘dan’. 

  • ‘Als’ gebruik je wanneer je twee dingen wilt vergelijken en een gelijkheid aangeeft. Dus als iets even groot, sterk of duur is. Bijvoorbeeld “Thijs is even sterk als Marco.” 

  • Als je juist een verschil wilt aangeven, gebruik je ‘dan’: “Thijs is sterker dan Marco” of “een citroen is zuurder dan een appel.”

Slide 13 - Tekstslide

Verhaspelingen
  • Ik besef me dat ik net een gigantische taalfout heb gemaakt door ‘ik besef me’ te schrijven! Het is namelijk ‘Ik besef’ of ‘Ik realiseer me’. ‘Ik besef me’ is een verbastering en kan dus niet.
  • Wellicht heb je het zelf weleens gezegd: ‘Dat heb ik verteld tegen.’ Het is een bekende verhaspeling, maar 'je vertelt iets aan' en 'je zegt iets tegen iemand'.
  • Ik irriteer me aan. Inderdaad, deze verhaspeling is erg irritant! Je kunt jezelf niet irriteren, enkel iets anders kan jou irriteren. Dus: ‘die fout irriteert mij’ of ‘ik vind die fout irritant’

Daarentegen kun je wél zeggen ‘Ik erger me aan die fout’, evenals ‘die fout ergert me’ of ‘ik vind die fout ergerlijk’. Maar als je je niet irriteert, houdt de jeuk vanzelf op.

Slide 14 - Tekstslide

‘Te veel’ versus ‘teveel’
Te veel en teveel zijn allebei woorden die we in het Nederlands gebruiken, maar ze betekenen wel iets anders. 
  • Zo betekent ‘te veel’ (in twee woorden) dat iets meer dan gewenst is. Bijvoorbeeld in de zin: ‘Ik heb gisteren te veel gedronken.’ 
  • 'Teveel' in één woord betekent dat ergens een overschot van is. Denk bijvoorbeeld aan ‘Er is een teveel aan werknemers’. 
→ Je kunt het woord ‘teveel’ ook vervangen door ‘overschot aan’ of ‘gebrek aan.’ Ezelsbruggetje:te veel’ (dus met een spatie) moet je kunnen vervangen door ‘te weinig’, terwijl ‘teveel’ (aan elkaar) een zelfstandig naamwoord is en altijd voorafgegaan wordt door het lidwoord ‘het’ of ‘een’.

Slide 15 - Tekstslide

STAPPENPLAN EXAMEN SCHRIJVEN
Eerst lees je de opdracht door. 

1.  Heb je een examenrol?
2. Welke soort tekst moet je schrijven? 
3. Wat is de tekstsoort daarvan?
4. Hoe moet die tekst eruitzien? 
5. Schrijf in de tegenwoordige tijd.

Slide 16 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

1.  Heb je een examenrol?
► Ja: dan terug laten komen in de tekst. Aan het begin, als je jezelf voorstelt of aan het eind als afsluiting.

Slide 17 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

2. Welke soort tekst moet je schrijven?
Een artikel, een brief of een e-mail? Een recensie kan ook! 
En moet dat zakelijk (formeel) of persoonlijk zijn? 

Slide 18 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

3. Wat is de tekstsoort daarvan?
► informatief, activerend, instructief, betogend? 
Eigenlijk ben je altijd aan het informeren. Dus je hebt er sowieso twee. 

Slide 19 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

4. Hoe moet die tekst eruitzien? 
Hier hebben we het over taalconventies, dus de taalafspraken. 
Waar moet een komma? En wat krijgt een hoofdletter? 

Slide 20 - Tekstslide

Eerst lees je de opdracht door. 

5. Schrijf in de tegenwoordige tijd 
Schrijf waar mogelijk met één werkwoord. 
Mijn naam is Wendela Kiers en ik ben docent bij Zone.college. 
Ik volg de mbo-opleiding tot dierverzorger op het Zone.college.
Ik heb interesse in de vacature, waarin u een dierverzorger vraagt.  

Slide 21 - Tekstslide

maandag 9 december 2024
13.30-14.30*
Nederlands Schrijven 
ZwoDv32
L238

*heb je dyslexie, dan krijg je er 15 minuten bij   

Slide 22 - Tekstslide

 Lees de opdracht goed door, ook tijdens het schrijven en erna.
 Je krijgt tijdens het examen exact 60 minuten voor drie schrijfopdrachten (niveau 3)
 Op het examen krijg je de volgende opdracht niet te zien. 

►Ga daarom niet meer doen dan de opdracht van jou vraagt. 

Slide 23 - Tekstslide

artikel
e-mail
brief
titel?
ja
aanhef?
nee
alinea's?
ja
-doorschrijven?
jazeker
afsluiting?
nee
jouw naam? 
ja
voorbeelden:
krantenartikel, recensie, verslag

Slide 24 - Tekstslide

ONTHOUDEN
Het onderwerp, daar gaat de hele tekst over. 

Een deelonderwerp valt onder dat onderwerp en krijgt een aparte alinea. 

Je schrijft in een alinea achter elkaar door met de zinnen.


Slide 25 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 26 - Tekstslide